In 1949 keek Banning terug op de gewelddadige ontvlechting van Nederland en Indonesië: ‘Ik denk aan de houding van de Rijkseenheidsbeweging tegenover het Indonesische vrijheidsstreven – fel en star en stijl, maar tot geen enkele bevrijdende daad in staat.’ Hij generaliseert dan: ‘Ook in ons zogenaamde beginselvaste handelen zijn wij er dikwijls naast, doen dikwijls onrecht, en in ons opportunisme plegen wij ook wel verraad.’

Een rede ‘in de geest van Willem Banning’ was het dus bepaald niet op 22 februari. Eén vlugge zin over de naamgever van de Banning Lezing, maar verder was het vooral kwaadspreken over PVV en BBB. Timmermans: ‘PVV en BBB [doen] valse beloften en onhaalbare voorstellen, die slechts fungeren als politiek lokaas. (-) Radicaal rechts wil alleen sentimenten bespelen en daarvoor moeten de problemen juist niet worden opgelost, maar groter gemaakt.’

Vooral die laatste zin is een kwaadaardige beschuldiging. Concrete bewijzen geeft Timmermans niet. Geert Wilders zou in het openbaar bezwaar maken tegen honderdduizend asielzoekers, maar in werkelijkheid verheugd zijn over hun komst? Caroline van der Plas protesteert tegen de schoffering van boeren en vissers, maar juicht dat in het geheim toe, omdat haar partij zo zetels kan winnen? Hoe zouden Wilders en Van der Plas zulke valse beschuldigingen ooit kunnen ontkennen?

Aanvallen op de motieven van tegenstanders

In het eerste naoorlogse nummer van Tijd en Taak publiceerde Banning een nieuw gedicht van Henriette Roland Holst (gedateerd 9 augustus 1945): Met de regels ‘Geef ons de kracht, de verleiding te weerstaan / Van te oordelen waar we ’t niet vermogen’.

Een waarschuwing voor iedereen, maar door Timmermans met zijn wilde aanvallen op Wilders en Van der Plas helaas gemist. Natuurlijk kon hij er voor kiezen om zijn spreektijd vooral te besteden aan aanvallen op de motieven van tegenstanders, en dan geen tijd over te houden voor reflectie op eigen misslagen (Te enthousiast over elektrische auto’s en niet over hybrids? Doof voor de wanhopige onzekerheid bij boeren en vissers? Samen met adjudant Samsom niets gedaan om de stikstofimpasse op te lossen, hoewel hun positie daarvoor een unieke kans bood?) Eveneens staat het Timmermans vrij om ‘verraad te plegen in zijn opportunisme’, bijvoorbeeld door – zou het zijn vanwege de fusie met GroenLinks? – te volharden in zijn verzet tegen kernenergie. Maar heb dan niet de treurige moed om dat ‘Banning Lezing’ te noemen.

En laten Samsom en Timmermans nu niet met het excuus komen dat Banning het in zijn tijd makkelijker had om op te roepen tot verdraagzaamheid en verbinding. Banning was geen ‘polderaar’ die soepel meebewoog met de meerderheid, maar durfde zich uit te spreken, ook tegen zijn medebestuurders in de SDAP (met de kennis van nu bleef hij bijvoorbeeld te lang pacifist). Hij was principieel maar tegelijk zó bekwaam en invloedrijk dat men hem in 1946 vroeg als voorzitter van het oprichtingscongres van de PvdA.

Zelfkritiek in plaats van speculaties

Die tijd was even woelig als nu. Het communistische partijdagblad De Waarheid was Neerlands grootste krant, maar de nieuwe PvdA had ook concurrentie van rechts, van religieuze partijen die vanaf de preekstoel lieten waarschuwen tegen het goddeloze socialisme. Gelukkig had Banning het vermogen om ver weg te blijven van fanatisme, zag hij het belang van zelfkritiek en zou hij nooit een toespraak hebben gehouden vol van speculaties over de valse en verborgen drijfveren van zijn politieke opponenten.

Als vrolijke afsluiting één citaat uit Tijd en Taak van mijn vader, die werkte als secretaris van de redactie. Iedere zondagmiddag en -avond moesten wij jongens ons stil houden, want op maandagochtend moest de kopij naar de Arbeiderspers. Op 22 februari 1947 was het zijn beurt voor een hoofdartikel. Het ging over ons koningshuis: ‘En laat ons niet zeggen dat de Kroon slechts een afsluitend element is van ons staatsgebouw. Het is niet gering de belichaming van onze nationale eenheid te zijn. Men leze bij onze rechtsgeleerden na, de stabiliserende functie van de kroon, juist in ons parlementaire stelsel.’

Aan tafel, thuis en met vrienden was hij kernachtiger: ‘Natuurlijk kunnen wij het koningshuis vervangen door een republiek. Maar klaag dan niet als Joseph Luns president wordt.’ Opnieuw een verschil tussen Banning, Tijd en Taak en Timmermans, die wél graag zou afkoersen op een republiek met – als het zo uitkomt – een oud-minister van Buitenlandse Zaken als staatshoofd.

Eduard Bomhoff is oud-hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, Nyenrode en Monash University. In 2002 was hij vicepremier in het eerste kabinet-Balkenende.   

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!