Roelof Bouwman: Waarom zijn Jetten, Yeşilgöz, Bontenbal en Marijnissen nog niet opgestapt?

Datum:
  • maandag 4 december 2023
  • in
  • Categorie:
  •  Al heel lang is het de gewoonte dat partijleiders na een grote verkiezingsnederlaag hun biezen pakken.


    4-12-2023


    Maar de grote verliezers van 22 november weten gek genoeg van geen wijken, schrijft Roelof Bouwman.

    Het politieke bedrijf in Nederland maakt vaak een onberekenbare en chaotische indruk. Toch bestaan er wel degelijk tradities en wetmatigheden.

    De afgelopen decennia raakten we bijvoorbeeld gewend aan premiers met relatief lange ambtsperiodes. Eerst twaalf jaar Ruud Lubbers (1982-1994) en acht jaar Wim Kok (1994-2002), daarna acht jaar Jan Peter Balkenende (2002-2010) en dertien jaar Mark Rutte (2010-heden). Vier regeringsleiders in veertig jaar: maar weinig landen kunnen bogen op zoveel stabiliteit. Ter vergelijking: Groot-Brittannië versleet sinds 1980 negen prime ministers en Frankrijk liefst negentien premiers ministres.

    VERTREK VAN EEN PREMIER GAAT GEPAARD MET BELANGRIJKE POLITIEKE NOVITEIT

    Sinds een jaar of dertig is het bovendien vaste prik dat het vertrek van een minister-president gepaard gaat met de introductie van een belangrijke politieke noviteit. Ook dat is een traditie geworden.

    Zo kwam er, toen Ruud Lubbers in 1994 het Torentje verliet, voor het eerst een paars kabinet. PvdA, VVD en D66 beschikten weliswaar al sinds 1977 over een comfortabele meerderheid in de Tweede Kamer, maar samen regeren zonder het CDA was er nog nooit van gekomen.

    Toen Wim Kok in 2002 zijn premierschap aan de wilgen hing, kwam er voor het eerst een kabinet met deelname van een rechts-populistische partij: de LPF. Als lijsttrekker Pim Fortuyn niet negen dagen voor de verkiezingen was vermoord, hadden we waarschijnlijk ook de primeur gehad van een rechts-populistische minister-president.

    IN 2010 EERSTE VVD-PREMIER

    Na het aftreden van Jan Peter Balkenende (2010) kreeg Nederland in de persoon van Mark Rutte voor het eerst een premier van VVD-huize. Bovendien kwam er voor het eerst sinds mensenheugenis een minderheidskabinet. Liberalen en christendemocraten leverden de bewindslieden, de PVV verleende gedoogsteun.

    Het is zeker denkbaar dat ook in het kielzog van het naderende vertrek van Rutte een nieuwe regeringsploeg aantreedt met zeer uitzonderlijke kenmerken. De spectaculaire verkiezingsuitslag van 22 november lijkt daar een voorbode van. Liefst 54 Tweede Kamerzetels wisselden van partij, een record. Minstens zo opmerkelijk: GroenLinks-PvdA, D66, SP, Denk, Partij voor de Dieren, Volt en BIJ1 kwamen samen niet verder dan 47 zetels. Het was de slechtste score voor links sinds de Tweede Kamerverkiezingen van 1922.

    JE ZOU VERWACHTEN DAT DE GROOTSTE VERLIEZERS BIEZEN PAKKEN

    Na zo’n electorale aardverschuiving zou je verwachten dat de grootste verliezers onder de lijsttrekkers inmiddels hun biezen hebben gepakt. Ook dat is immers een Nederlandse traditie, nog ouder zelfs dan de lange ambtstermijnen van onze premiers. Toch zitten ze allemaal nog op hun stoel.

    Op de hoogte blijven van de laatste verhalen, achtergronden en opinies van de redactie van EW? 

    MELD U DAN NU AAN VOOR ONZE NIEUWSBRIEVEN.

    Neem Rob Jetten, onder wiens leiding D66 de grootste verkiezingsnederlaag ooit leed:  min 15 zetels. Jan Terlouw (1982,  min 11) en Els Borst (1998,  min 10) veroorzaakten minder electorale averij, maar traden wél direct terug als partijleider.

    Dilan Yeşilgöz (min 10) tekende voor het grootste VVD-verlies sinds de zeperd van Hans Dijkstal in 2002 (min 14). Maar anders dan haar onfortuinlijke voorganger, die meteen zijn conclusies trok, peinst ze niet over opstappen.

    Toen het CDA in 1994 kelderde naar 34 zetels, blies lijsttrekker Elco Brinkman de aftocht. Na zijn nederlaag bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 deed Jan Peter Balkenende (21 zetels) hetzelfde. Maar Henri Bontenbal, die het CDA reduceerde tot een splinterpartij (5 zetels), weet van geen wijken.

    MARIJNISSEN: ZEVENDE SP-NEDERLAAG OP RIJ

    Gemeentelijke, provinciale en Europese verkiezingen meegeteld, beleefde Lilian Marijnissen haar zevende electorale debacle op rij: een unicum in onze politieke geschiedenis. De SP werd met vijf zetels weer even klein als in 1998. Persoonlijke consequenties zijn er vooralsnog niet.

    Het is een bizarre toestand. De kiezers spraken op 22 november uitzonderlijk duidelijke taal. Maar hun boodschap is door de verliezende lijsttrekkers uitzonderlijk slecht verstaan.

    Elsevier

    0 reacties :

    Een reactie posten