Een gastbijdrage van Guus Berkhout (alumnus TU Delft)

Al decennialang krijgen we van onheilsprofeten te horen dat mens en aarde ten dode zijn opgeschreven als er niet snel en drastisch wordt ingegrepen (‘Great Reset’). De mens leeft daardoor steeds meer in een angstcultuur en wordt er van hem geëist zijn leven aanzienlijk te versoberen. Gelukkig blijken de modellen van die onheilsprofeten er iedere keer weer volledig naast te zitten en laat het menselijk vernuft zien dat we tijdig voor intelligente oplossingen kunnen zorgen. Ingenieursopleidingen spelen hierin een hoofdrol. Die opleidingen moeten zich dus niet laten sturen door de onwetenschappelijke modellen van doemdenkers. Dat is de boodschap van dit essay.

 In de afgelopen eeuwen is veel geloof en bijgeloof vervangen door rationele denkkracht (‘Verlichting’). Zo werd in die periode langzamerhand duidelijk dat extreem weer niet de hand van een hogere macht is, maar bepaald wordt door een ingewikkeld samenspel van natuurkrachten. En zo werd ook geneeskunst stap voor stap geneeskunde.

Het nieuwe wereldbeeld van de verlichte denkers zorgde voor technologische ontwikkelingen in alle sectoren van de samenleving. Het gevolg was dat de kwaliteit van het leven met grote stappen vooruitging.

Centraal in die revolutie stond het concept ‘Van meten naar weten’. In het bedenken, ontwerpen en maken van de daarvoor vereiste meetapparatuur speelden de ingenieurs van toen een onmisbare rol. Die rol is in de sterk getechnologiseerde samenleving van nu alleen maar belangrijker geworden. De huidige technische universiteiten hebben dan ook een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid om excellente ingenieurs op te leiden. Zonder hen geen duurzame toekomst.

Het verzamelen en analyseren van metingen met het doel de verschillende eigenschappen van complexe systemen te bepalen en zichtbaar te maken, is een hoofdtaak van technische universiteiten. Dit wordt meestal gedaan zonder dat kennis van de interne mechanismen van het systeem aanwezig is. Denk hierbij aan het aardse klimaat, waarin natuurkrachten en menselijke invloeden de eigenschappen bepalen.

Empirische kennis over de systeemeigenschappen – in tijd en ruimte – is vaak voldoende om belangrijke beslissingen te nemen over hoe met systeemveranderingen om te gaan. Dit is vooral belangrijk wanneer beslissingen dringend zijn en beleidsmakers geen tijd hebben om te wachten tot er betrouwbare wetenschappelijke modellen beschikbaar zijn.

Met andere woorden, in de praktijk kunnen we vaak niet wachten op wetenschappelijke verklaringen (via theoretische modellen) alvorens te handelen. In zo’n situatie is het verstandig om te kiezen voor het verzamelen en analyseren van metingen in plaats van gebruik te maken van theoretische modellen met grote onzekerheden.

De cruciale vraag die technische universiteiten zich in deze tijd moeten stellen, luidt: Is de low-carbon-society ideologie wel zo ideaal voor natuur en samenleving als ons dagelijks wordt opgedrongen? CO2 is toch de bouwsteen van het leven op aarde? Als we meer biologische producten willen gebruiken, dan hebben we toch meer CO2 nodig?

En wat betreft ‘groene’ energie, waterstof moeten we toch eerst maken voordat we er energie van genereren? De combinatie zonne-energie + waterstofopslag is toch onbetaalbaar? Zijn dat niet allemaal zaken van gezond ingenieursverstand?

In de afgelopen decennia is het vertrouwen van beleidsmakers in theoretische modellen spectaculair toegenomen. Dat komt mede door de indrukwekkende rekenkracht van moderne computers. Dat vertrouwen is zelfs zo groot geworden, dat in overheidsbeleid gemodelleerde metingen de echte metingen aan het vervangen zijn. Daarmee is de overheid bezig zijn eigen wereld te creëren.

We zien dan ook dat in Den Haag steeds meer beleid wordt ontwikkeld dat niet gebaseerd is op de werkelijkheid, maar op de eigen denkwereld. Modellen bepalen steeds meer wat er moet gebeuren. De meest bekende voorbeelden van nu zijn klimaatbeleid, energiebeleid, coronabeleid en stikstofbeleid.

Met deze ontwikkeling zijn we weer aan het terugvallen in de wereld van geloof en bijgeloof van vóór de Verlichting, nu bepaald door wat computermodellen ons vertellen.

In plaats van dat universiteiten zich kritisch uitlaten over de trend om modellen te prefereren boven metingen, zijn ze eraan mee gaan doen. Dat zal financieel zeker voordelen opleveren, maar het heeft wél geleid tot universitair onderzoek in politieke stokpaardjes. Dat is slecht nieuws voor de kwaliteit van de universitaire opleidingen.

Bijvoorbeeld, aan onze roemruchte technische universiteit, de TU Delft, worden niet échte metingen maar de output van klimaatmodellen als waarheid aangenomen. Vervolgens wordt op basis van die modeloutput technologie ontwikkeld met het idee de wereldwijde ‘opwarmingscrisis’ te kunnen stoppen. Denk aan het Delftse bijgeloof dat windturbines, zonnepanelen en biomassacentrales de wereldenergiebehoefte op een duurzame manier gaan vervullen.

De TU Delft heeft zélfs de EU-politicus Frans Timmermans, kampioen van dit bijgeloof, een eredoctoraat verleend. Omdat betrouwbare en betaalbare energie de sleutel is tot welvaart en welzijn, is dat eredoctoraat een historische universitaire misser. Het is ook een aanwijzing dat we ons zorgen moeten maken over de ingenieursopleiding aan de TU Delft.

In het volgende wordt een oproep gedaan aan technische universiteiten om terug te keren naar wat technische universiteiten behoren te doen, nl. technologie ontwikkelen voor de ingenieursketen ’Observeren – Analyseren – Innoveren’. Daarin worden nieuwe technische oplossingen gecreëerd op basis van metingen die de werkelijkheid beschrijven.

Een inspirerend voorbeeld hoe het moet, zien we in de infrarode astronomie, waar de James Webb telescoop unieke metingen gaat verrichten om meer te weten over het heelal. Deze nieuwe ‘echte’ metingen zullen gebruikt worden om de bestaande theorieën te toetsen en nieuwe te ontwikkelen. Verwacht mag worden dat een betere kennis van het heelal (‘het grote plaatje’) ook zal bijdragen aan het beter begrijpen van ons eigen zonnestelsel en daarbij het aardse klimaatsysteem.

En voor de zo cruciale energievoorziening van de mensheid laten de veelheid aan technische metingen ondubbelzinnig zien dat kernenergie op afstand de energiebron van de toekomst is. Niet politieke obsessies als windmolens, zonnepanelen en biomassacentrales, maar moderne kerncentrales moeten prominent op de onderzoekagenda van de technische universiteiten staan.

Colleges van Bestuur moeten altijd voor ogen houden dat universiteiten een kraamkamer van nieuwe ideeën behoren te zijn. Dat vereist een inspirerende onderzoeks- en onderwijsomgeving, waar nieuwe concepten worden verwelkomd en studenten hun talenten kunnen ontwikkelen, onafhankelijk van hun sekse, uiterlijk, religie en afkomst. Het uitfilteren van slechte ideeën moet gebeuren door observatie en argumentatie en niet door te proberen creatieve geesten het zwijgen op te leggen, omdat ze niet ‘woke’ genoeg zijn of omdat ze zich niet aansluiten bij de heersende consensus.

Tot slot, laten we missers zoals het Delftse eredoctoraat snel vergeten en afsluiten met een positief advies aan met name de technische universiteiten. Colleges van Bestuur, voor de kwaliteit van uw ingenieursopleiding – en dus in het belang van uw studenten – start een koerswijziging waarin kritisch leren denken, waarheidsvinding met échte metingen en innovatieve technische oplossingen weer de uitgangspunten worden. Die oplossingen moeten niet alleen technisch haalbaar, maar ook economisch betaalbaar zijn om van waarde te zijn voor de samenleving. Laatst, maar niet het minst, houd extremisme en politiek ver buiten de universiteitspoort en verleen zittende politici nooit meer een eredoctoraat.

Prof. Dr. Ir. A.J. Guus Berkhout

Student van 1957 -1962

Cum laude gepromoveerd in 1971

Hoogleraar 1976 – 2016

Lid College van Bestuur 1997 – 2001

Lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen vanaf 1990 

***