RES-plannen Noordoost-Brabant zijn veel te optimistisch, negeren opslag en zwijgen over de kosten

Datum:
  • maandag 17 mei 2021
  • in
  • Categorie: ,
  •  Het rapport van de Groene Rekenkamer is vrij technisch maar erg belangrijk.


    17-5-2021


    RES-plannen Noordoost-Brabant zijn veel te optimistisch, negeren opslag en zwijgen over de kosten










    Een bijdrage van Marcel Crok.

    De RES-plannen voor de Regio Noordoost-Brabant zijn veel te optimistisch en negeren alle problemen die ontstaan bij hoge percentages zon en wind.

    Dat concludeert Stichting De Groene Rekenkamer in een nieuw rapport.

    Enige dagen geleden werden de resultaten in een webinar wereldkundig gemaakt.

    Het rapport van de Groene Rekenkamer is vrij technisch maar erg belangrijk. Stap voor stap laten de auteurs zien dat de RES-plannen voor de regio Noordoost-Brabant niets meer en niets minder dan een groen sprookje zijn. Het plan pretendeert 1,5 TWh aan groene stroom op te leveren, maar na inachtneming van allerlei factoren blijft daar in het rapport van de Groene Rekenkamer nog maar 0,68 TWh van over. Het rapport focust vooral op windmolens omdat ook het RES-plan dat doet.

    Het RES-plan gaat in haar calculatie uit van gigantische molens van 200 meter hoogte met turbinebladen (rotoren) van maar liefst 130 meter. Die molens hebben een geïnstalleerd of nominaal vermogen van 4 MW en zouden volgens het plan op jaarbasis 12.000 MWh aan stroom opleveren. De Groene Rekenkamer laat vervolgens zien dat dit type molen totaal niet past bij het windprofiel in de Regio.

    In de figuur is met de dikke zwarte lijn aangegeven wat de optimale combinatie is van nominaal vermogen (y-as) en rotordiameter en hoe dat beïnvloed wordt door het windprofiel. Het rapport vergelijkt ook windpark Krammer in de Zeeuwse Delta met de windomstandigheden in Noordoost-Brabant. In Zeeland heb je op 100 meter hoogte gemiddeld 9,0-9,5 m/s aan wind (windkracht 5) terwijl dat in Noordoost-Brabant begrijpelijkerwijze aanzienlijk lager ligt (6,0-6,5 m/s = windkracht 4). De hoeveelheid energie neemt toe met de derde macht van de windsnelheid, dus dat loopt hard op. Bij het windprofiel in Zeeland passen molens met een vermogen van 3 MW en die zijn ook gebruikt. Voor Brabant zou je eerder uitkomen op molens met een vermogen van 2 MW en niet de 4 MW uit het RES-plan. De Groene Rekenkamer komt daarom uit op 8500 MWh aan stroom op jaarbasis, aanzienlijk minder dan het RES-bod.

    Maar er zijn meer optimistische aannames in het RES-plan. Zo gaat de Regio nog uit van maar liefst 148 windmolens met een tiphoogte van 200 meter. Daarbij is uitgegaan van 400 meter afstand tot huizen. Veel te weinig, stelt de Groene Rekenkamer. Rekening houdend met natuurgebieden en uitgegaan van 600 meter afstand tot woningen (dit is nog steeds conservatief. Audioloog Jan de Laat van het LUMC gebruikt als vuistregel nu tien keer de masthoogte en dan zou je in dit geval dus zeker een kilometer afstand moeten aanhouden) zakt het aantal windturbines tot 80.

    Die 80 zullen dan gegroepeerd moeten worden in parken en ook daarbij treden weer verliezen op omdat molens dan elkaars wind beginnen af te vangen. En tenslotte zullen er nog inpasverliezen gaan optreden, want in het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2030 ongeveer 70% van de stroom opgewekt zal gaan worden met wind en zon. Maar, stelt de Groene Rekenkamer, boven de 30% weersafhankelijke stroom treden er steeds meer verliezen op. Het RES-plan houdt daar echter totaal geen rekening mee en gaat ervan uit dat iedere opgewekte KWh benut kan worden. Ondertussen blijft er 100% fossiele back-up nodig en zullen we dus een dubbel elektriciteitsvoorziening in de lucht moeten houden.

    Om een indruk te krijgen van wat een windturbine van 200 meter tiphoogte inhoudt toonde Cyril Wentzel, voorzitter van de Groene Rekenkamer, tijdens het webinar deze foto van de Euromast met daarin getekend de contouren van een windturbine. In Noordoost-Brabant wil het RES-plan daar dus 148 van neerzetten.

    Kosten
    Over de kosten van al deze plannen wordt nauwelijks gerept in het officiële RES-plan. Dat is niet verwonderlijk. De RES is zo opgezet dat regio’s eigenlijk alleen maar hoeven na te denken waar molens en zonneweides mogen komen. De financiering van de parken en velden verloopt via de SDE+ en SDE++ regeling en wordt overgelaten aan de toekomstige exploitanten. Deze kosten, en ook de kosten van de noodzakelijke uitbreiding van het elektriciteitsnet worden landelijk echter gesocialiseerd en vindt u de komende jaren terug in het jaaroverzicht van uw energiebedrijf: hogere netwerk- en transportkosten en hogere Opslag Duurzame Energie (ODE). Het is voor bestuurders die moeten beslissen over dit soort ingrijpende plannen dus juist wel essentieel om te weten wat de kosten van de stroom zullen zijn. Het rapport van de Groene Rekenkamer schat in dat de opgewekte stroom in de Regio inclusief de bijkomende kosten voor het netwerk en opslag ongeveer 13 ct/kWh zal gaan bedragen, tegen zo’n 4 ct/kWh nu voor fossiele stroom. Dat is een verhoging van 230%.

    In haar eindoordeel blijft de Groene Rekenkamer nog erg diplomatiek: “De slotconclusie is dat de RES de bestuurders en volksvertegenwoordigers onvoldoende informeert over de mogelijkheden, de kosten, de risico’s en de hinder die gepaard gaan met het installeren van grootschalige weersafhankelijke energieopwekking in de regio.” Tijdens het webinar voegde Wentzel daar een wat ‘eerlijker’ eindoordeel van een van de onderzoekers aan toe: “Hoe meer ik van windturbines weet, hoe meer ik ze ga haten.”

    Het rapport Noordoost Brabant, Beoordeling Regionale Energiestrategie is een vervolg op een eerste quickscan die de Groene Rekenkamer eind vorig jaar uitvoerde en die hier terug te lezen is. Beide rapporten kwamen tot stand in opdracht van Forum voor Democratie Noord-Brabant. De Groene Rekenkamer analyseert in meer regio’s in het land de RES-plannen. Kijk voor meer informatie op www.groene-rekenkamer.nl.

    CLINTEL wordt gerund door Marcel Crok en Guus Berkhout en enkele zeer betrokken vrijwilligers. De overheadkosten van de stichting zijn minimaal, waardoor iedere euro van donateurs besteed kan worden aan onze projecten. Als u het werk van CLINTEL een warm hart toedraagt, overweeg dan een donatie. CLINTEL heeft ANBI-status. U kunt ook Vriend van CLINTEL worden voor 100 euro per jaar. U krijgt dan alle publicaties als eerste toegestuurd en ontvangt uitnodigingen om gratis onze lezingen en bijeenkomsten bij te wonen. Bij voorbaat hartelijk dank voor uw steun!

    ***

    Bron hier.










    0 reacties :

    Een reactie posten