Polariseren en provoceren: links mag het, rechts niet

Datum:
  • dinsdag 27 oktober 2020
  • in
  • Categorie: , ,
  • Progressieve politici wilden vroeger graag ‘radikaal’ zijn en waren dol op provoceren en polariseren. Nu die tactiek is overgenomen door Geert Wilders en Thierry Baudet, is het opeens gevaarlijk. Hoezo, vraagt Roelof Bouwman zich af.

    Roelof Bouwman

    Roelof Bouwman is historicus en journalist. Hij schrijft wekelijks over politiek, geschiedenis en media.


    27-10-2020

    De symboliek was prachtig. Op 27 april 1968 werd in het zojuist geopende gemeenschapscentrum De Meerpaal in het prille polderdorp Dronten – midden in het net ontgonnen Oostelijk Flevoland – een nieuwe politieke partij opgericht: de PPR.

    Die afkorting stond voor Politieke Partij Radikalen. Helemaal niemand vroeg zich destijds af waar dat ‘radikaal’ op sloeg. Het was een woord dat in de jaren zestig vrijwel uitsluitend werd gebruikt door en voor politici met een linkse inborst. Je wist dan dat je van doen had met iemand die niet zomaar progressief was, maar die de maatschappij fundamenteel wilde veranderen.

    Provoceren hoorde bij links

    Zo was het ook met de PPR. ‘De Radikalen hebben geen vrede met de huidige maatschappelijke structuur,’ zo vermeldde het eerste partijprogramma. Daarin werd onder meer gepleit voor overheidsplanning van de economie, gratis openbaar vervoer en erkenning van de DDR. De standpunten van de PPR leken sterk op die van de socialistische PSP en de communistische CPN. Samen met die partijen zou de PPR in 1990 dan ook opgaan in GroenLinks.

    Behalve ‘radikaal’ was ook ‘provoceren’ in de jaren zestig een woord dat heel erg hoorde bij links. Nadat de socioloog Wouter Buikhuisen de term ‘provo’s’ had geïntroduceerd ter typering van recalcitrante jongeren – voorheen ‘nozems’ – werd het in 1965 de geuzennaam van een groepje Amsterdamse anarchisten rond Roel van Duijn.

    In ons collectieve geheugen is vooral blijven hangen dat de provo’s ‘ludiek’ in de weer waren met witte fietsen, ‘happenings’ en het uitdelen van krenten. Het is het suikerzoete beeld dat we vaak krijgen voorgeschoteld in boeken en documentaires over de jaren zestig.

    Donkere kant van provo’s

    Maar de provo’s hadden ook een donkere, meer lugubere kant. In hun publicaties werd opgeroepen tot het ‘liquideren’ van ‘dragers van de technocratie’ en andere ‘overheidsmisdadigers’. ‘Dat geweld geweld oproept, daarvoor zijn wij allang niet bang meer,’ zo heette het.

    Bij ‘radikaal’ zijn en ‘provoceren’ hoorde in de jaren zestig en zeventig ook het linkse toverwoord ‘polariseren’. Wilden de progressieve partijen in Nederland een meerderheid krijgen, zo luidde de achterliggende gedachte, dat dienden de kiezers in het politieke midden te worden gedwongen tot een keuze voor links of voor rechts. Om zo’n tweedeling te bereiken, was het nodig de politieke tegenstellingen zo scherp mogelijk neer te zetten. Geestelijk vader van de zogenoemde ‘polarisatiestrategie’ was PvdA-coryfee Ed van Thijn.

    Het is amusant om te zien hoe de bakens inmiddels zijn verzet. Nog steeds worden de woorden ‘radicaal’, ‘provoceren’ en ‘polariseren’ door linkse politici veelvuldig gebruikt. Maar nu in verwijtende zin. Rechtse politici als Geert Wilders en Thierry Baudet worden er vrijwel dagelijks van beschuldigd dat ze radicaal zijn, dat ze provoceren en dat ze met hun aanhoudende gepolariseer uit zijn op een tweedeling.

    Wat links mag – en vroeger ook voortdurend deed – is rechts kennelijk niet toegestaan. Daarvoor is maar één woord: hypocriet.

    ELSEVIER

    0 reacties :

    Een reactie posten