Er is bijna geen onderwerp waarover zoveel verwarring bestaat als over het begrip ‘het’ klimaat en al helemaal over een mogelijke verandering daarvan.
11-7-2025
Klimaatverandering?
Uit de oude doos (2018).
Door (wijlen) Dick Thoenes.
Er is bijna geen onderwerp waarover zoveel verwarring bestaat als over het begrip ‘het’ klimaat en al helemaal over een mogelijke verandering daarvan. Ik wil proberen daar enige duidelijkheid in aan te brengen.
In de eerste plaats moeten we onderscheid maken tussen een denkbeeldig klimaat en een meetbaar klimaat. De laatste geeft een fysieke werkelijkheid aan. Het denkbeeldige klimaat bestaat niet echt, maar zou wellicht in de toekomst kunnen bestaan. Hierover wordt veelvuldig gesproken, vooral in de politiek, maar er is geen direct verband tussen die denkbeelden en de werkelijkheid. Maar ook het meetbare klimaat is een moeilijk begrip en moet nader gedefinieerd worden. Laten we met het laatste beginnen.
We kunnen vaststellen dat er over de hele wereld honderden klimaatzones bestaan, waar in elk een enigszins verschillend klimaat heerst. Al die lokale klimaten veranderen voortdurend een beetje, maar er is niet altijd een samenhang te herkennen tussen de veranderingen in al die verschillende zones. Het gemiddelde klimaat verandert weinig omdat de lokale schommelingen elkaar grotendeels compenseren. Maar de veranderingen in onze eigen klimaatzone kunnen wij direct zien en ervaren. En die uit het verleden zijn ons vertrouwd, die kunnen we ons goed herinneren. Zo hadden we in noordwest Europa in de jaren ’40 een serie erg koude winters met veel sneeuw en ijs. In latere jaren kwamen er nog wel eens koude winters voor, maar meer sporadisch. We hebben de indruk dat het warmer is geworden, tenminste in noordwest Europa. De stijging van de gemiddelde temperstuur deed zich echter vooral ’s winters voor, de zomers werden in die periode niet significant warmer. Maar deze ‘opwarming’ was wel beperkt tot noordwest Europa (minder dan 0,5% van het aardoppervlak), in andere klimaatzones werd het gelijktijdig kouder en hier en daar ook warmer.
We kunnen ook praten over een wereldgemiddeld klimaat. Dat gaat dan over een gemiddelde van al die lokale klimaten. Dat is wel erg moeilijk te definiëren. Bovendien zouden er veel meer meetstations nodig zijn om zo’n gemiddeld wereldklimaat goed te kunnen bepalen. Die zijn er niet. Er zijn enige duizenden meetstations, maar die zijn zeer ongelijkmatig over het aardoppervlak verspreid. Er bestaan grote gebieden waar geen waarnemingen worden gedaan. Binnen zulke gebieden kunnen zich klimaatveranderingen voordoen die wij niet meten. Verder bestaat ruim 70% van het aardoppervlak uit oceanen, waar zeer veel minder meetstations zijn. Het gemiddelde wereldklimaat is daardoor niet nauwkeurig te bepalen. Wat wij lezen over ‘de temperatuur’ van de atmosfeer (of van de aarde) is daarom vrij onzeker. De cijfers zijn inherent onnauwkeurig. Ik denk niet dat we een wereldgemiddelde temperatuur kunnen bepalen met een nauwkeurigheid van een halve graad of kleiner.
Maar er is nog en belangrijk wetenschappelijk principe waarmee we rekening moeten houden: volgens de thermodynamica is temperatuur een ‘intensieve’ grootheid en geen ‘extensieve’. Alleen extensieve grootheden (zoals energie) kan je middelen, want die zijn evenredig met de hoeveelheid stof en kunnen dus worden opgeteld. In systemen die niet in evenwicht zijn (zoals de aardatmosfeer), kunnen intensieve grootheden zoals de temperatuur niet exact gemiddeld worden. Bovendien kunnen ze zo maar veranderen. Als bijvoorbeeld de stroomrichting van de grote oceaanstromen een beetje verandert, kan er poolijs smelten of juist aangroeien, waarbij de gemiddelde temperatuur verandert. Op de aarde is veel water in verschillende vormen: vloeibaar water, ijs en waterdamp en die kunnen voortdurend in elkaar overgaan, hetgeen altijd gepaard gaat met warmte-effecten, dus met temperatuurveranderingen. De gemiddelde temperatuur op aarde kan op- en neergaan doordat er zeestromen of luchtstromen van grootte of richting veranderen waardoor er meer ijs smelt of water verdampt, of juist worden gevormd.
Ondanks al deze onzekerheden heeft men kunnen vaststellen dat de gemiddelde temperatuur van de atmosfeer af en toe toch iets omhoog of omlaag is gegaan. Van ongeveer 1940-1980 is de gemiddelde wereldtemperatuur 0,2 graad gedaald, van 1980-2000 ongeveer 0,4 graad gestegen en daarna gemiddeld constant gebleven. De temperatuurstijging van 1980-2000 werd wel aangeduid als ‘global warming’ en die heeft geleid tot eindeloze speculaties over toekomstige denkbeeldige klimaatveranderingen. En daarbij wordt meestal aangenomen dat die klimaatveranderingen door de mens zijn veroorzaakt. Er zijn echter nooit metingen gedaan waaruit blijkt dat de mens het wereldklimaat ‘überhaupt’ kan beïnvloeden. Dat is zelfs onwaarschijnlijk.
De belangrijkste klimaatverandering is die welke optreedt op geologische tijdschalen. Op een schaal van 50.000 à 100.000 jaar doen zich ‘ijstijden’ voor, waarin de aarde significant afkoelt. We zitten nu in een ‘interglaciaal”, een warme periode tussen twee ijstijden. Maar over 10.000 à 20.000 jaar zal het waarschijnlijk weer merkbaar kouder worden. Het is te verwachten dat geheel Scandinavië weer met een dikke ijslaag zal worden bedekt, zodat daar alle steden zullen worden vernietigd en de mensen naar het zuiden moeten trekken. Het is mogelijk dat in de komende paar duizend jaren al een merkbare afkoeling gaat optreden.
Naast al die werkelijke klimaatveranderingen kennen wij denkbeeldige klimaatveranderingen, die een belangrijk politiek onderwerp zijn geworden. Het gaat dan niet om het klimaat dat bestaat, maar dat zou kunnen bestaan en vooral op een mogelijke menselijke invloed daarop. Let wel, dit is grotendeels speculatief. Het is gebaseerd op de broeikastheorie van Arrhenius uit 1896. Die gaat over het feit dat waterdamp en kooldioxide (CO2) die in de atmosfeer voorkomen, infraroodstraling kunnen absorberen en daarbij warmer worden. Die straling is afkomstig van het aardoppervlak en hangt samen met zijn temperatuur. Het gaat hier om een energiebalans: de energie die het aardoppervlak van de zon ontvangt wordt uitgestraald in de vorm van infraroodstraling naar het heelal. Een complicatie doet zich voor doordat de aarde omringd is door een atmosfeer. De warmte, die van het aardoppervlak komt warmt de onderste laag van de atmosfeer op, dan wordt de warmte naar boven doorgegeven en vanuit de bovenste atmosfeerlaag naar het heelal uitgestraald. Als nu de onderste atmosfeerlaag iets wordt opgewarmd (bijvoorbeeld onder invloed van CO2), dan zal het aardoppervlak ongeveer evenveel opwarmen om de warmteafvoer in stand te houden (‘het broeikaseffect’).
Maar in de atmosfeer gebeuren nog veel meer dingen gelijktijdig: er treden winden op, er verdampt water, er worden wolken gevormd, er valt regen en sneeuw die ook weer kan smelten. Een combinatie van al deze processen leidt tot een matiging van alle temperatuurveranderingen. Daardoor is het broeikaseffect dat door Arrhenius werd voorspeld in de praktijk veel kleiner. Bovendien wordt in de huidige situatie het grootste deel van de van de aarde afkomstige infraroodstraling (voor zover die geabsorbeerd kan worden) in feite alreeds geabsorbeerd, zodat verdere stijging van het CO2 -gehalte van de atmosfeer nog maar weinig effect kan hebben.
Maar daar gaat het de politici niet om, het gaat hen immers om het denkbeeldige klimaat. En er zijn in de klimaatwereld grote aantallen toekomstvoorspellers (die zichzelf klimaatwetenschappers noemen) die zich bezig houden met de mogelijke veranderingen van het denkbeeldige klimaat. En de pers doet hier uitgebreid aan mee. Op de voorpagina van NRC-Handelsblad konden we onlangs lezen dat er zich een verontrustende afsmelting van het zuidpoolijs voordeed. In werkelijkheid is er van afsmelting van het landijs van de zuidpool geen sprake en groeit het drijfijs in het algemeen juist aan. Er trad echter op één punt wel een plaatselijke afsmelting van het drijfijs op, veroorzaakt door een onderzeese vulkaanuitbarsting. Tijdens de hittegolf in begin augustus 2018 had diezelfde krant op de voorpagina een alarmistisch verhaal over de opwarming van de aarde die ons ‘toen al in het gezicht keek’. Allebei misleidende propaganda. Die hittegolf was beperkt tot een klein deel van Europa en had niets te maken met wereldwijde klimaatverandering.
In de pers worden plaatselijke temperatuurstijgingen vaak uitgebreid besproken, maar plaatselijke temperatuurdalingen niet. Maar het is niet alleen de pers die zich schuldig maakt aan valse berichtgeving. Ook gerenommeerde overheidsinstituten zoals het KNMI en het PBL en zelfs enige universitaire leerstoelen doen hier ijverig aan mee. En de meeste politieke bewegingen. En een aantal websites.
Zit er een kern van waarheid in het idee van een mogelijke opwarming van de aarde? Uit de metingen blijkt dit niet. Het principe van het broeikaseffect bestaat, maar het wordt in de praktijk afgezwakt door andere atmosferische processen. En als die ‘global warming’ al bestond, kan die zich in de toekomst niet meer voortzetten. Global warming ligt achter ons.
Desondanks blijft het idee van de denkbeeldige wereldwijde klimaatverandering wijd verbreid. Hoe vaak zegt men niet dat iets komt door ‘de klimaatverandering’, bijvoorbeeld allerlei natuurverschijnselen zoals overstromingen, of veranderingen in flora of fauna. Of je hoort dat er vanwege ‘de klimaatverandering’ dit of dat zal gaan gebeuren. Op allerlei gebieden wordt klimaatverandering als een vaststaand feit gepresenteerd. En dan bedoelt men steevast opwarming. die dan de mens veroorzaakte veroorzaakt zou worden. Men heeft het zelfs over de huidige opwarming alsof die er al was! Dat er goede redenen zijn om toekomstige afkoeling te vrezen, wordt meestal niet vermeld.
Inderdaad kunnen allerlei waargenomen verschijnselen samenhangen met lokale klimaatveranderingen en dat gebeurt in feite overal. Maar die hebben dan weer niets te maken met wereldwijde klimaatverandering. Toch wordt dat meestal geïmpliceerd, met de onuitgesproken gedachte dat de mens deze veroorzaakt heeft. Het woord ‘klimaatverandering’ is een soort toverformule geworden, die misschien verwijst naar de erfzonde. De belangrijkste oorzaak van de toenemende omvang van veel natuurrampen is overigens niet de klimaatverandering, maar de bevolkingsgroei. In allerlei ontwikkelingslanden wonen teveel mensen te dicht op elkaar. Als er dan een natuurramp plaatsvindt, is de schade relatief groot.
Bijna niemand vraagt bij al die onheilsverhalen: Welke klimaatverandering bedoel je eigenlijk? Toch is dat een zeer relevante vraag. Het kan zijn dat men de lokale klimaatverandering in een bepaalde regio bedoelt, of de verandering van het wereldklimaat tussen 1980 en 2000, of de verandering na de laatste ijstijd. Maar waarschijnlijk bedoelde men de denkbeeldige klimaatverandering die er helemaal niet is maar die er misschien zou kunnen komen. Als dat erbij gezegd zou worden, zou er een gesprek over mogelijk zijn. Maar nee, dat wordt zorgvuldige verzwegen. De hele klimaatpolitiek is er op gebaseerd om deze vraag niet te stellen.
Samenvatting van de conclusies:
- Lokale klimaatveranderingen zijn van alle tijden.
- Het wereldklimaat verandert momenteel niet.
- De mens is niet in staat het wereldklimaat te beïnvloede.
***

0 reacties :
Een reactie posten