Van een onzer correspondenten.

De recente benoeming van drie prominente klimaatrealisten door de Trump-regering markeert een belangrijke, controversiële wending in het Amerikaanse klimaatbeleid. De aanstelling van John Christy en Roy Spencer (beiden Universiteit van Alabama) en Steven E. Koonin (Stanford/Hoover Institution) als adviseurs bij het Amerikaanse ministerie van Energie (DOE) wordt gezien als een krachtige stap voor het klimaatrealisme, maar roept tegelijkertijd felle kritiek op binnen de wetenschappelijke gemeenschap.  

CNN:

‘Hoewel de reikwijdte van hun werk momenteel onduidelijk is, maken sommige vooraanstaande klimaatwetenschappers zich zorgen dat Christy, Spencer en Koonin zullen werken aan een alternatieve versie van de volgende National Climate Assessment, die veel meer zou neigen naar randstandpunten over de oorzaken en gevolgen van de opwarming van de aarde. Andrew Dessler, klimaatwetenschapper aan de Texas A&M University, vertelde aan CNN dat deze aanstellingen een poging van het ministerie van Energie (DOE) laten zien om tot een vooraf bepaald resultaat te komen. Dessler:

‘Het aannemen van Koonin, Spencer en Christy is niet alleen ongebruikelijk, het is ook een erkenning dat geen van de normale kanalen hen het gewenste antwoord zou geven. Dit lijkt een rode draad te zijn binnen deze regering. Ze zoeken geen legitieme deskundige mening; in plaats daarvan zoeken ze mensen die hen het gewenste antwoord geven.’

De komst van de drie topwetenschappers opent de deur voor alternatieve, minder alarmerende interpretaties van klimaatdata.


Wie zijn deze klimaatrealisten?

John Christy en Roy Spencer zijn bekend van hun werk met satellietdata, waarmee ze stellen dat de opwarming van de aarde minder ernstig is dan uit traditionele temperatuurmetingen blijkt. Ze hebben jarenlang betoogd dat de huidige klimaatmodellen de opwarming overschatten en dat natuurlijke variaties een grotere rol spelen dan doorgaans wordt aangenomen.

Steven E. Koonin was onderminister van Energie onder Obama, maar ontpopte zich later tot een uitgesproken criticus van het dominante klimaatnarratief. In zijn boek Unsettled stelt hij dat klimaatmodellen te onzeker zijn om stevig beleid op te baseren en pleit hij voor een open debat over de feiten.

 

Door deze wetenschappers op sleutelposities te zetten, krijgt het klimaatrealisme directe invloed op beleidsvorming, rapportages en mogelijk zelfs op de komende National Climate Assessment, het belangrijkste Amerikaanse klimaatrapport. De Trump-regering heeft honderden wetenschappers die aan de volgende National Climate Assessment werkten, ontslagen en oude versies van deze rapporten offline gehaald.

Dit opent de deur voor alternatieve, minder alarmerende interpretaties van klimaatdata. De benoemingen vallen samen met pogingen om klimaatregulering te versoepelen, onderzoeksprogramma’s te ontmantelen en de federale ‘endangerment finding’ (de juridische basis voor CO2-regulering) te herzien.

De wetenschappelijke gemeenschap reageert met grote zorgen. Critici vrezen dat deze benoemingen zullen leiden tot het ondermijnen van evidence-based beleid en het verspreiden van twijfel over de wetenschappelijke consensus op een moment dat snelle emissiereducties volgens het IPCC noodzakelijk zijn.


Hoewel William Happer niet expliciet in de laatste benoemingen wordt genoemd, is hij een sleutelfiguur binnen het klimaatrealisme en speelde hij in Trumps eerste termijn al een rol als klimaatsceptisch adviseur.

Happer, natuurkundige en voormalig Princeton-professor, staat bekend om zijn stelling dat CO2 geen vervuiler is, maar juist essentieel voor plantengroei.

Hij pleitte voor een ‘red team/blue team’-debatstructuur binnen de federale overheid om de klimaatwetenschap te bevragen, een idee dat nu via Koonin alsnog lijkt te worden opgepakt.

Vorig jaar was Steven Koonin in Nederland op uitnodiging van Clintel. U ziet zijn bijdrage hier: https://clintel.nl/kijk-bezoek-steven-koonin-aan-nederland-terug-klimaatkritiek-uit-onverdachte-hoek/

Maarten Keulemans van de Volkskrant was toen erg kritisch op het werk van Koonin. Klimaaatonderzoeker Rob de Vos over die kritiek:

‘Confronteer hem na afloop met zulk gesmokkel, en hij begint te draaien.’

Dat verwijt door Keulemans van gesmokkel  aan het adres van Koonin heeft hij in zijn VK-artikel volstrekt niet kunnen waarmaken. Keulemans is al jaren op het onderwerp klimaat vooringenomen en kan daardoor blijkbaar geen objectief verslag doen van een in mijn ogen prima lezing. Dat is natuurlijk vooral jammer voor de argeloze Volkskrantlezer.‘

***

Zie hier.

***