Oude milieuvergunning ‘als natuurvergunning’

Datum:
  • maandag 8 april 2024
  • in
  • Categorie: ,
  • In sommige gevallen kan een oude milieuvergunning als het ware als een natuurvergunning worden gezien.


    8-4-2024


    Al klopt het niet helemaal om dat zo te zeggen, maar dat leg ik hierna verder uit. Daarna ga ik in op de uitspraken die de Raad van State en rechtbank Overijssel hier op 20 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1147) respectievelijk 22 maart 2024 (ECLI:NL:RBOVE:2024:1533) over hebben gedaan.


    Juridisch kader

    Het gaat over artikel 9.4, achtste lid, van de (oude) Wet natuurbescherming. Dat artikellid luidde als volgt.

    “Artikel 2.7, tweede lid, is niet van toepassing op projecten en andere handelingen ten aanzien waarvan, voor 1 februari 2009, op grond van een andere wettelijke grondslag dan artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 en met inachtneming van artikel 6, tweede, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn, een besluit is genomen waarbij dat project of die handeling is toegestaan, dan wel een aanvraag voor het nemen van dat besluit is gedaan en dat besluit na die datum onherroepelijk is geworden.”

    Als voor een activiteit voor 1 februari 2009 een toestemming was verleend en in die toestemming was getoetst aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn, dan was voor die activiteit geen natuurvergunning nodig.

    Daarnaast bepalen provinciale beleidsregels dat zo’n oude toestemming als referentiesituatie voor (het beoordelen van) de natuurvergunningplicht kan worden gezien.

    Deze wettelijke bepaling is sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 opgenomen in artikel 2.4 van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet.

    “Artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Omgevingswet is niet van toepassing op besluiten als bedoeld in artikel 9.4, achtste of negende lid, van de Wet natuurbescherming die onherroepelijk zijn. De paragrafen 5.1.3, 5.1.4 en 5.1.5 van de Omgevingswet zijn van overeenkomstige toepassing.”

    In de praktijk komt het soms voor dat in oude milieuvergunningen voor bedrijven (kort) is ingegaan op de bescherming van Natura 2000-gebieden c.q. de Habitatrichtlijn. Voor die bedrijven zou het fijn zijn als zij daarom geen natuurvergunning nodig hebben of als zij die oude milieuvergunning kunnen gebruiken als referentiesituatie voor een (nieuwe) natuurvergunning.

    Uitspraken van rechtbanken

    Op 11 mei 2022 (ECLI:NL:RBOVE:2022:1277) heeft rechtbank Overijssel een uitspraak gedaan over de vraag of op een oude milieuvergunning artikel 9.4, achtste lid, van de Wet natuurbescherming van toepassing was. In de betreffende milieuvergunning stond het volgende.

    “Er zijn drie gebieden waar agrarische bedrijven in de gemeente Raalte een invloed op kunnen uitoefenen. Dit zijn de Sallandse Heuvelrug (gemeente Hellendoorn), Vecht en Beneden-Regge (gemeente Ommen) en Het Boetelerveld (gemeente Raalte). De inrichting aan de [adres] is gesitueerd op een afstand van meer dan 3 km van deze gebieden. Derhalve kan gesteld worden dat de inrichting geen invloed heeft op de Habitatgebieden.”

    Naar het oordeel van de rechtbank werd hiermee voldaan aan artikel 9.4, achtste lid, van de Wet natuurbescherming. De rechtbank oordeelde in de uitspraak van 11 mei 2022 namelijk het volgende.

    “Geconcludeerd is dat de aangevraagde inrichting geen invloed heeft op deze Habitatrichtlijngebieden. De rechtbank stelt hierom vast dat in de milieuvergunning van 6 maart 2007 voor de aangevraagde inrichting toestemming is verleend met inachtneming van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Dat de beoordeling van de gevolgen van de aangevraagde inrichting voor omliggende Habitatrichtlijngebieden in de vergunning van 6 maart 2007, met de kennis van nu, wellicht anders of meer indringend zou zijn uitgevoerd, doet geen afbreuk aan het onherroepelijke karakter daarvan. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat het besluit tot verlening van de milieuvergunning van 6 maart 2007 een besluit is als bedoeld in artikel 9.4, achtste lid, van de Wnb.”

    De rechtbank heeft dit oordeel nog eens herhaald in een uitspraak van 22 maart 2024 (ECLI:NL:RBOVE:2024:1533). In de betreffende milieuvergunning stond het volgende.

    “De inrichting is gelegen op een afstand van ongeveer 4,75 km van een HR-gebied. Dit betreft Het Boetelerveld dat ten noord-oosten van de inrichting is gesitueerd. Het is een gebied met een groot oppervlak vochtige heide. Daarnaast komen ook droge heide, jeneverbesstruweel en heischraal grasland voor. Gelet op de voorkomende vegetatie moet rekening worden gehouden met vermesting en verzuring. De afstand van de inrichting tot aan Het Boetelerveld is zodanig groot dat de inrichting geen invloed kan hebben op de verzuring en vermesting in dit gebied.”

    Net als in de uitspraak van 11 mei 2022 was de rechtbank ook in dit geval van oordeel dat hiermee werd voldaan aan artikel 9.4, achtste lid, van de Wet natuurbescherming. De rechtbank oordeelde in de uitspraak van 22 maart 2024 namelijk het volgende.

    Naar het oordeel van de rechtbank laat dit onverlet dat er wel een toets als bedoeld in artikel 6 van de Habitatrichtlijn heeft plaatsgevonden. Dat deze toets, naar de kennis van nu, wellicht onvolledig is, doet hieraan niet af. (…) Dat een dergelijke uitgevoerde beoordeling niet kan worden aangemerkt als een volwaardige passende beoordeling, is door deze rechtbank in haar uitspraak van 11 mei 2022 onderkend. Hierover heeft de rechtbank geoordeeld dat het feit dat de beoordeling van de gevolgen voor omliggende Habitatrichtlijngebieden in de milieuvergunning, met de kennis van nu, wellicht anders of meer indringend zou zijn uitgevoerd, geen afbreuk doet aan het onherroepelijke karakter van deze milieuvergunning. (…) Gelet op vorenstaande kan de milieuvergunning van 1 augustus 2006 worden aangemerkt als een Wnb-vergunning vervangend besluit in de zin van artikel 9.4, achtste lid, van de Wnb.”

    Rechtbank Midden-Nederland kwam in een uitspraak van 14 april 2023 (ECLI:NL:RBMNE:2023:1714) tot een andere conclusie. Maar die uitspraak ging ook over een oude milieuvergunning waarin een andere overweging was opgenomen, namelijk de volgende.

    Daarmee dient de vraag of voorgenomen activiteiten in deze gebieden of in de nabijheid van deze gebieden, in overeenstemming zijn met de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, overeen met de vraag of een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 is vereist en zo ja, of die vergunning kan worden verleend en onder welke voorwaarden. Er bestaat geen ruimte voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in het kader van de onderhavige milieuvergunning.”

    Die twee regels waren voor de rechtbank aanleiding om te oordelen dat uit de milieuvergunning niet kon “worden opgemaakt dat ook getoetst is aan artikel 6, tweede, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn.” Er staat “juist uitdrukkelijk dat in het kader van de milieuvergunning geen ruimte bestaat voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.” Daarom viel de oude milieuvergunning naar het oordeel van de rechtbank niet onder artikel 9.4, achtste lid, van de Wet natuurbescherming.

    Uitspraak Raad van State

    Op 20 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1147) heeft de Raad van State een uitspraak gedaan over de vraag of op een oude milieuvergunning artikel 9.4, achtste lid, van de Wet natuurbescherming van toepassing was. Het gaat om een uitspraak over het hoger beroep dat is ingediend tegen de hiervoor besproken uitspraak van rechtbank Midden-Nederland van 14 april 2023. De Raad van State heeft hetzelfde geoordeeld als de rechtbank, namelijk dat de milieuvergunning “geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat bij de verlening daarvan een toets aan artikel 6, tweede, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn heeft plaatsgevonden”. Daarbij heeft de Raad van State dezelfde regels uit de oude milieuvergunning van belang geacht als de rechtbank.

    In de uitspraak lijkt de Raad van State verder overigens een vraagteken te plaatsen bij het kunnen gebruiken van een oude milieutoestemming – zoals bedoeld in artikel 9.4, achtste lid, van de Wet natuurbescherming – als referentiesituatie voor een nieuwe natuurvergunning. De Raad van State heeft in de uitspraak namelijk het volgende overwogen.

    “Nog daargelaten of een besluit waarbij een project als bedoeld in artikel 9.4, achtste lid, van de Wnb is toegestaan, kan worden gebruikt als referentiesituatie bij de beoordeling of de aangevraagde wijziging van de varkenshouderij zal leiden tot een toename van stikstofdepositie op relevante Natura 2000-gebieden, oordeelt de Afdeling ten aanzien van de milieuvergunning het volgende.”

    Of een oude milieutoestemming – zoals bedoeld in artikel 9.4, achtste lid, van de Wet natuurbescherming – als referentiesituatie voor een nieuwe natuurvergunning mag worden gebruikt, zal de rechtspraak in de toekomst dus nog moeten uitwijzen.

    Franca Damen, advocaat Damen Legal

    0 reacties :

    Een reactie posten