Interview met Richard Lindzen door Franco Battaglia.

Vertaling: Leonardo.

Richard Lindzen was lid van het IPCC (Intergouvernmenteel Panel voor Klimaatverandering), het VN-comité dat samen met Al Gore in 2007 de Nobelprijs voor de vrede ontving omdat het de wereld had gewaarschuwd voor de dreiging van klimaatverandering. Lindzen is hoofdauteur van het derde rapport van het IPCC, maar heeft zich nogal kritisch uitgelaten over de alarmerende standpunten van de leiders van de VN-commissie. Lindzen, geboren in 1940, is atmosferisch fysicus, emeritus hoogleraar aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en lid van de Amerikaanse National Academy of Sciences.

Gedurende een carrière van ruim vijf decennia publiceerde hij meer dan 200 wetenschappelijke artikelen en boeken. Voorafgaand aan MIT bekleedde hij professoraten aan de Universiteit van Chicago en aan de Harvard-universiteit. Hij is een prijswinnaar van de American Meteorological Society en de American Geophysical Union. Hij doet onderzoek naar de atmosferische fysica, inclusief de rol van CO2.

De toename van koolstofdioxide heeft de vergroening van onze planeet een substantiële stimulans gegeven.


U bent lid van de CO2-Coalitie. Wat is het doel en de geest van deze coalitie?

De standpunten van het IPCC zijn grotendeels het product van regeringsleden van die commissie en niet het product van de wetenschappelijke component. Die laatste speelt een ondergeschikte rol bij het opstellen van de samenvattingen die vervolgens worden verspreid onder de pers en politici. De CO2-coalitie zet zich in om het publiek voor te lichten over het belang van CO2 voor het leven op aarde. De toename van CO2 heeft de landbouwproductiviteit verhoogd. Het verminderen van CO2 met 60% zou het plantaardig leven, en daarmee het leven van dieren die zich daarmee voeden, vernietigen. Het idee dat CO2 de controleknop is van het klimaatsysteem, wat een zeer variabel en complex systeem is, grenst aan het absurde.


Samen met professor John Christy, een lid van de American Meteorological Association, directeur van het Earth Science Center aan de Universiteit van Alabama, een geleerde op het gebied van mondiale klimaatkwesties sinds 1987, en die de NASA-medaille ontving “voor zijn uitstekende wetenschappelijke prestaties” schreef U een rapport over gemiddelde wereldtemperatuur. Wat is het belangrijkste doel van dit rapport?

Het doel van Christy’s en mijn werk is om uit te leggen hoe de verzameling gegevens die beleidsmakers en de media “wereldwijde oppervlaktetemperatuur” noemen, feitelijk wordt verkregen, en waar deze term past in het populaire verhaal waarin die geassocieerd wordt met klimaatalarm. Centraal in de meeste discussies over de opwarming van de aarde staat de registratie van de “afwijking” van de gemiddelde oppervlaktetemperatuur, vaak enigszins misleidend aangeduid als “wereldwijde gemiddelde temperatuur”.

Wat zijn de belangrijkste aspecten van deze gegevens die uw aandacht hebben getrokken?

Er zijn twee belangrijke aspecten aan deze gegevens. Ten eerste merken we op dat ze slechts één schakel zijn in een vrij lange keten van deduceerbare grootheden die kunnen leiden tot de gevoelde noodzaak van een wereldwijde vermindering van de CO2-emissies, terwijl er factoren zijn die onafhankelijk zijn van CO2 en een belangrijkere invloed hebben op het klimaat. Ten tweede onderzoeken we de implicaties van hoe gegevens worden geconstrueerd en gepresenteerd – en we laten zien waarom het misleidend is.

En waarom is dat?

Omdat de gegevens worden behandeld als een soort enkele en directe instrumentele meting. Echter, zoals Stan Grotch van het Lawrence Livermore Laboratory al 30 jaar geleden opmerkte, zijn ze eigenlijk het gemiddelde van de gegevens van stations die ver van elkaar verwijderd zijn, terwijl de individuele gegevens zelf bijna gelijkmatig verdeeld zijn, over een grote bandbreedte van positieve en negatieve waarden.

Wat is er mis met zo’n gemiddelde?

De afwijkingen van het gemiddelde (waar het publiek zich zorgen over maakt) zijn eigenlijk een heel klein verschil met een gemiddelde verkregen op grote getallen, positief of negatief. De stijging van één graad Celsius in het wereldgemiddelde sinds 1900 is eigenlijk niets vergeleken bij de normaal grotere variaties van enkele stations, waar er op één dag bandbreedtes van zelfs meer dan 10 graden kunnen zijn (om nog maar te zwijgen van de bandbreedtes per seizoen, die in een enkel station zelfs 50 graden kan bedragen). Bovendien veranderen in de loop van de tijd parameters als verstedelijking, agrarische nederzettingen, enz., die de gegevens van de individuele stations beïnvloeden op een manier die moeilijk te identificeren is als klimaatvariaties.

De media rapporteren de gegevens echter met behulp van grafieken en diagrammen die alarmerende temperatuurstijgingen laten zien …

Ja, de toename ziet er monstrueus uit in grafieken die door de media worden gebruikt én, het spijt me te moeten zeggen, ook in veel wetenschappelijke presentaties omdat ze het bereik van de oorspronkelijke gegevenspunten weglaten en de schaal vergroten om de gemiddelde verandering groot te laten lijken. In werkelijkheid is er veel achtergrondruis in de gegevens, en de waargenomen fluctuaties van een tiende of twee graden zijn van weinig betekenis.

In de communicatie met het publiek wordt weinig aandacht besteed aan de absolute waarde van de hoeveelheden, en wordt er veeleer op gelet of deze anomalie toe- of afneemt. Gezien het hoge ruisniveau en de bemonsteringsfouten, is het vrij eenvoudig om dit gemiddelde te “repareren” en zelfs het teken van een trend van positief naar negatief te veranderen. Presentaties onderdrukken bijna altijd ruis met behulp van voortschrijdende gemiddelden over perioden van 5 of 10 jaar, maar een dergelijke bewerking onderdrukt belangrijke kenmerken, zoals de grote variaties die zelfs bij elke individuele meldkamer optreden.

Is er iets opzettelijk of frauduleus aan deze benadering of is het meer incompetentie of misschien gewoon een vooropgezette ideologie?

Moeilijk te zeggen. Maar wie alarm slaat, moet zich realiseren dat de meeste mensen moeite hebben om hun lokale omstandigheden te vergelijken met een grote variatie van omstandigheden zoals die zich in werkelijkheid op het aardoppervlak manifesteren – veel verschillende klimaatregimes – en merken uiteindelijk alleen of een enkel getal stijgt of daalt, ook al is dat op zichzelf onbelangrijk.

Inderdaad. Mensen realiseren zich niet dat er tussen de evenaar en de polen op dezelfde dag een bandbreedte in temperatuur kan zijn van 100 graden, en ze vragen zich niet af wat een stijging van 1 graad in 150 jaar ooit zou kunnen betekenen! Wat laten U en Christy nog meer zien in Uw werk?

We laten ook de grote natuurlijke temperatuurschommelingen zien waarmee Amerikanen in 14 grote steden elk jaar worden geconfronteerd. Het gemiddelde verschil tussen de koudste en warmste tijden varieert bijvoorbeeld elk jaar van ongeveer 25 graden Celsius in Miami tot 55 graden Celsius in Denver. En dit in het licht van een stijging van slechts 1 graad Celsius in de mondiale gemiddelde temperatuurafwijking in de afgelopen 120 jaar, die dus ten onrechte zoveel alarmbellen doet rinkelen in de media en politieke kringen.

Heeft u nog iets toe te voegen over het huidige klimaatalarm?

Ongeacht wat men gelooft over hoe het klimaat zich gedraagt, er is geen basis om de toename van CO2 als een existentiële bedreiging te beschouwen. Als een politieke beweging mensen er echter van kan overtuigen dat ze met een existentiële dreiging worden geconfronteerd, kunnen ze onbeperkte macht krijgen, bovenal macht over de voor het dagelijkse leven cruciale energiesector. Deze macht stelt een paar mensen in staat om een ​​grote hoeveelheid geld te verdienen, terwijl ze veel moeilijkheden creëren voor gewone mensen.

De media versterken vereenvoudigde gegevens die uit een enorme massa zijn geëxtrapoleerd. Dat geeft regeringen grote macht, vooral op het gebied van energievoorziening.

***

Bron: La Verità (It.)

***