Revolte tegen de technocratie

Datum:
  • vrijdag 14 april 2023
  • in
  • Categorie: ,
  •  BBB was de grootste Partij in alle twaalf provincies geworden. 




    Revolte tegen de technocratie





    Prof. dr. E.R. Ewald Engelen

     

    De irritatie onder de Nederlandse kletsende klasse was bijna voelbaar, die 16e Maart. De rechts-populistische BoerBurgerBeweging (BBB) – opgericht in 2019 door een klein reclamebureau, gefinancierd door het machtige en rijke Nederlandse agrofood-complex, en geleid door een voormalige journalist van de vleessector – had een klinkende verkiezingsoverwinning behaald tijdens de Provinciale Statenverkiezingen van 2023. BBB was de grootste Partij in alle twaalf provincies geworden. En staat op de nominatie om ook de grootste in de Eerste Kamer te worden. Hierdoor kan BBB het toch al uiterst trage verduurzamingsproces van het kabinet op zowel nationaal als provinciaal niveau compleet lam leggen.

    Voor de kletsende klasse was het aanleiding voor een nieuwe golf beledigingen aan het adres van een - in hun ogen - dom, onverantwoord electoraat; sommigen gingen zelfs zo ver om te dromen van censuskiesrecht: stemrecht alleen voor de academisch geschoolden met de juiste standpunten.

    De casus belli was de uitspraak van de Raad van State in 2019, dat het kabinet zijn Europese verplichtingen onder Natura 2000 niet nakwam om 163 natuurgebieden te beschermen tegen stikstofemissies afkomstig van agrarische ondernemingen. De reactie van het centrumrechtse kabinet onder leiding van Mark Rutte was een landelijke verlaging van de maximum snelheid op snelwegen tot 100 kilometer per uur en het afgelastten van tientallen bouwprojecten bedoeld om de krapte op de Nederlandse woningmarkt te bestrijden.

    Het werd echter al snel duidelijk dat deze lapmiddelen onvoldoende soelaas zouden bieden. De bijdrage van wegverkeer en bouw aan de nationale stikstofuitstoot is namelijk verwaarloosbaar, terwijl de veeteelt verantwoordelijk is voor een massieve 46 procent. Een structurele oplossing zou alleen kunnen komen van een forse reductie van de Nederlandse veestapel. En dus lag plots die aloude wens van de Partij voor de Dieren op tafel: halveer de Nederlandse veestapel door de 500 tot 600 grootvervuilers uit te kopen. Het lange tijd ondenkbare was plotseling denkbaar.

    Uiteraard was er een voorgeschiedenis. Rond de Eerste Wereldoorlog werkte bijna de helft van de Nederlandse beroepsbevolking in de landbouw en veeteelt. Anno 2023 zijn dat er nog maar 180 duizend, een schamele twee procent. Tegelijk is Nederland uitgegroeid tot de tweede grootste exporteur van voedsel ter wereld, na de Verenigde Staten, een land dat maar liefst 231 keer groter is dan Nederland. Het is de resultante van een ongekende productiviteitsslag die na de Tweede Wereldoorlog onder minister Sicko Mansholt van start ging. Nergens is het boerenbedrijf zo geïndustrialiseerd als hier.

    De negatieve gevolgen ervan zijn groot. Bedoeld om de herinnering aan de Hongerwinter van 1944 definitief uit te wissen, heeft het geleid tot een voedselsysteem dat gekenmerkt wordt door de laagste calorische autarkie ter wereld. Niet alleen verdwijnt 90 procent van de Nederlandse voedselproductie naar het buitenland, tachtig procent van de proteïnen die Nederlandse burgers en Nederlandse productiedieren jaarlijks nuttigen wordt geïmporteerd. En die 115 miljoen productiedieren die zich iedere dag van het jaar op het Nederlandse grondgebied ophouden en als kippendijen, melk en koteletten aan het buitenland worden verkocht, scheiden massieve hoeveelheden fosfaat, nitraat, ammoniak en stikstof, in andere woorden: stront en urine, af, die mens en natuur schaden en Nederland tot een van de grootste stikstofbommen van de Europese Unie maken.

    “Nederland kan niet het land zijn dat de wereld voedt en ondertussen zichzelf onder schijt.”

    Geen wonder dat voor een groeiend deel van de Nederlandse politiek in 2019 de maat vol was en werd aangegrepen om serieus na te denken over een ander grondgebruik. Voor de Christendemocraten was de stikstofuitspraak van de Raad van State lastig te slikken; voor de sociaalliberalen van d66 was het een buitenkans; en voor de conservatieven van de VVD was het simpelweg politiek opportuun om mee te bewegen met de verschuivende grondtoon onder het electoraat. Zoals D66 Tjeerd de Groot het plastisch formuleerde: Nederland kan niet het land zijn dat de wereld voedt en ondertussen zichzelf onder schijt.

    Het was het ontbrandingspunt voor golven van boerenprotest – met trekkers die wegen en pleinen bezetten, boeren die inbraken in publieke ruimtes, en woordvoeders die thuis politici opzochten en intimideerden – en de directe aanleiding voor de oprichting van BBB. Na een korte pauze tijdens de lockdown-jaren van 2020 en 2021, heeft het boerenprotest vleugels gekregen Sinds de lente van 2022 verschenen langs de wegen en lanen die vanuit de Randstad de Nederlandse rimboe binnendringen duizenden omgekeerde Nederlandse vlaggen; het symbool van wanhoop en onvrede, die als paddenstoelen na een herfstbui plotseling het Nederlandse platteland lardeerden.

    Bijna een vijfde van het Nederlandse electoraat dat 15 Maart jongstleden ging stemmen, ongeveer 1,4 miljoen mensen, stemde op BBB – een significant hoger aantal dan de 180.000 boeren die Nederland kent. Dat suggereert dat er meer aan de hand is dan doodordinair nimby-isme: boeren die protesteren tegen het dreigende einde van hun bedrijf. Gepensioneerden, praktisch geschoolden, en het precariaat waren oververtegenwoordigd onder de BBB stemmers. Bovendien waren veel van hen afkomstig uit de Nederlandse plattelandssteden en -dorpen, die nu al decennia zuchten onder een wegtrekkende overheid. Deze groepen schaarden zich op 15 Maart rond een boerenstand die de rijkste inwoners van Nederland telt: een op de vijf is (multi)miljonair. Het is duidelijk dat deze coalitie alleen kon ontstaan als gevolg van een diepgevoeld ressentiment onder kiezers jegens de politieke kaste uit Den Haag – wier arrogantie en incompetentie al langer de Nederlandse samenleving schaadt.

    Een aantal ontwikkelingen kwam die 15de Maart samen. Ten eerste, de buitengewoon snelle en radicale neoliberalisering van Nederland sinds de vroege jaren tachtig; nutsbedrijven zijn geprivatiseerd; publieke diensten zijn uitgekleed; kinderopvang, hoger onderwijs en gezondheidszorg zijn vermarkt; banken en pensioenfondsen zijn gemondialiseerd; de maakindustrie is verdwenen; de sociale huursector is een schim van wat ze ooit was; sociale huurwoningen zijn verkocht aan Amerikaanse vermogensbeheerders als Vanguard en Blackrock; terwijl de Nederlandse arbeidsmarkt de flexibelste van de EU is geworden: een op de drie werknemers heeft een flexibel arbeidscontract.

    Ten tweede, een financiële crisis die geen enkele expert had zien aankomen en die leidde tot een van de grootste bankenreddingen per capita ter wereld, gevolgd door zes jaar aan onnodige, economische zeer schadelijke bezuinigingen die leiden tot een historisch ongekende herverdeling van arm naar rijk. De vier (onnodige) lockdowns van 2020 tot 2022 hadden hetzelfde effect: handwerkers verloren hun baan, zagen hun inkomens kelderen en stierven in grotere getale met en aan corona dan de hoofdwerkers die het in Nederland voor het zeggen hebben. Daar kwamen de gevolgen van de oorlog in Oekraïne nog eens bovenop: stijgende voedsel- en energieprijzen hebben veel Nederlandse huishoudens uiteindelijk onder de armoedegrens geduwd.

    Dit alles werd gelardeerd met een onafzienbare stroom van schandalen, fraude, corruptie, vriendjespolitiek en doodordinaire incompetentie op vrijwel alle beleidsterreinen: kinderopvang, primair onderwijs, openbaar vervoer, belastingdienst, woningmarkt, compensatie voor gaswinning – ook al ziet Nederland er gelikt uit, niets lijkt meer te functioneren. De groeiende irritatie onder kapitaalarme Nederlanders over de morele superioriteit van hun welgestelde medeburgers over hun gesubsidieerde warmtepompen, zonnepanelen en Tesla’s helpt dan niet. Noch de constante stroom van vernederingen van de hoofdwerkers aan het adres van de handwerkers over het politiek-incorrecte taalgebruik van de laatsten. Het was deze cocktail die in 2019 met de stikstofuitspraak van de Raad van State tot ontbranding kwam. Slimme politieke entrepreneurs maakten vervolgens dankbaar gebruik van latente regionale identiteiten om een krachtig, aanstekelijk en mobiliserend contra-narratief te ontwikkelen, waarin Randstad versus provincie, elite versus volk, en vegan versus vleeseter pal tegenover elkaar kwamen te staan.

    “Ook al ziet Nederland er gelikt uit, niets lijkt meer te functioneren.”

    De Franse romanschrijver Michel Houellebecq heeft ooit gezegd dat Nederland geen land is maar een naamloze vennootschap. Het is de perfecte verwoording van het levensgevoel van Mark Rutte’s VVD. Dertien jaar lang nu heeft Rutte geprobeerd Nederland te herontwerpen als een nieuw Singapore aan de Rijn. Het is een vorm van mercantilistisch neoliberalisme dat tot doel heeft om zoveel mogelijk menselijk en financieel kapitaal naar Nederland te halen. En dus is het belastingsysteem zo ingericht dat buitenlands kapitaal niets hoeft af te dragen, waardoor Nederland een van de grootste belastingparadijzen ter wereld is geworden. En dus zijn in de sociale zekerheid allerlei uitzonderingen ingebouwd om maar zoveel mogelijk expats naar de Randstad te halen; in Amsterdam kan je in geen winkel of restaurant meer terecht zonder Engels te spreken; en op Randstedelijke universiteitscampussen wordt de Nederlandse student omver gelopen door Engels sprekende ‘internationals’. Terwijl Noord-Afrikaanse vluchtelingen worden opgesloten in asielzoekerscentra in de armste dorpen van het land. En dus is het leeuwendeel van de immense investeringspot die het kabinet net voor covid met 20 miljard euro had gevuld naar spiksplinternieuwe infrastructuur in het stedelijke Westen gegaan en hebben het rurale Noorden, Oosten en Zuiden het nakijken gehad. Afgelopen maand kostte het mij bijvoorbeeld bijna vier uur om per openbaar vervoer de krap honderdvijftig kilometer te overbruggen die Heveadorp in het Oosten van Veenhuizen in het Noorden scheidt.

    Net als in het Verenigd Koninkrijk waar alle publieke infrastructuur gelden neerslaan in Groter Londen, wordt deze ideologie ook in Nederland gelegitimeerd met het mercantilistische verhaal van de ‘triomf van de stad’ en de ‘creatieve klasse’, uitgevent door hippe geografen als Edward Glaeser en Richard Florida die postideologische, neoliberale politici vertelden om te stoppen met het steunen van verliezers en alles in te zetten op de winnaars en publieke gelden dus vooral te laten neerslaan in de stad. Dáár resideert immers het menselijk kapitaal, zo luidt het verhaal, en dát is de brandstof voor economische groei. En zo geschiedde: terwijl ziekenhuizen, scholen, brandweerkazernes en huisartsposten geleidelijk aan verdwenen uit het Nederlandse platteland, werd de Randstad vergast op prachtige nieuwe metrolijnen, Amsterdam voorop.

    Degene die zag dat het goed was, Mark Rutte, die op de nominatie staat om het langst zittende regeringshoofd uit de geschiedenis van het Nederlandse koninkrijk te worden, beantwoordt perfect aan het portret van de postmoderne elite dat de Britse socioloog Aeron Davies zo indringend heeft geschetst: Rutte is een meester in het overleven van politieke crises maar mist ten enenmale de gravitas die nodig is om het land een nieuwe toekomst in te leiden. Sterker, volgens Rutte moeten kiezers die naar visie verlangen naar de oogarts.

    De politieke afkeer onder een groeiend deel van de Nederlandse kiezers is niet een media-effect, zoals sommigen menen, maar komt voort uit reële, materiële verwaarlozing. Dat werd er twee dagen na de verkiezingen nog eens flink ingehamerd door een rapport van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. De Raad constateerde bezorgd dat er sprake was van grote verschillen in levensverwachtingen tussen stad en platteland en dat er diep kloven bestonden in welzijn en politiek vertrouwen tussen het Westen en de rest. Volgens de Raad kwam dit door decennia aan onder-investering in de dorpen en steden die er, in het wereldbeeld van mensen als Rutte, niet toe doen.

    Vergrijzing, globalisering, klimaatverandering, Europese eenwording, oorlog, corona, bezuinigingen: dit zijn de (valse) noodzakelijkheden waarmee politici, gesteund door hun bataljons aan experts, nu al decennia kiezers politiek monddood hebben proberen te maken. De stikstofcrisis is hierop geen uitzondering. Het voornemen om de veestapel te halveren is immers niet de uitkomst van een brede maatschappelijke discussie gevolgd door een referendum; het was een standrechtelijke politieke beslissing van politici die zich vervolgens laf verborgen achter een rechter die aan niemand verantwoording verschuldigd is.

    Het lijkt dan ook tijd om de bekende uitspraak van de Duitse dichter Heinrich Heine dat in Nederland alles altijd vijftig later gebeurt, te herzien. Dit keer komt de onontkoombare revolte tegen technocratie hier vroeg. De gebeurtenissen in Nederland preluderen op ontwikkelingen die we ook elders op het Europese continent kunnen verwachten, zodra overheden, om hun groene geloofsbrieven op te poetsen, gedwongen worden om fors in het maatschappelijk verkeer in te grijpen, met grote en voorspelbare herverdelende gevolgen.

    "Als het einde van de wereld gekomen is, ga ik naar Nederland, want daar gebeurt alles 50 jaar later."

    - Heinrich Heine (of Fritz Kief)

    Wat de Noorse eco-socialist Andreas Malm het ‘energetisch regime’ heeft genoemd eist vooralsnog de meeste politieke aandacht op. Maar omdat de ecologische gevolgen van het ‘calorisch regime’ naar verwachting spoedig steeds hoger op de politieke agenda zullen komen, zal (forse) reductie van de veestapel ook elders een steeds heter politiek hangijzer worden. Recente data van Eurostat laten zien dat de veedichtheid vooral hoog is in Denemarken, Vlaanderen, Piëmont, Galicië, Bretagne, Zuid-Ierland, Malta en Catalonië – en Nederland uiteraard. Spoedig zullen de overheden in deze regio’s net zulke maatregelen moeten nemen als momenteel in Nederland op tafel liggen.

    Als de Nederlandse casus iets leert dan is het dat de technocratische weg een doodlopende is. Een overheid die haar burgers eenzijdig bezuinigingen, privatiseringen, dereguleringen en regressieve verduurzaming heeft opgelegd, hoeft er niet op te rekenen dat diezelfde burgers haar ingrijpende verduurzamingsmaatregelen toevertrouwen. In plaats daarvan zal de politiek de desastreuze gevolgen van dertig jaar neoliberalisering moeten wegnemen, geleidelijk aan het vertrouwen van haar burgers moeten terugwinnen door vormen van politieke dialoog, en niet bang moeten zijn voor democratische onenigheid door terug te deinzen voor het geduldige politieke werk dat nodig is om die te overstijgen.

    De Nieuwe Wereld



    Dit artikel werd eerder geplaatst in de New Left Review op 
    06-04-2023

    0 reacties :

    Een reactie posten