De heerlijke heide is maar half natuur

Datum:
  • vrijdag 19 augustus 2022
  • in
  • Categorie: , ,
  •  De heide moet worden beschermd en daarom moeten boeren uitstoot van stikstof beperken. Maar heide is gemaakt, door boeren. Verslaggever Eric Vrijsen gaat op zoek naar de oorsprong van de Brabantse heidegronden.


    10 augustus 2022


    Heide is een halfnatuurlijk landschap. Met zware machines of schaapskuddes moet ze worden onderhouden, anders nemen dennen en berken het gebied over. Nu de struiken in bloei staan, is de heide betoverend. De stoffige zandpaden van weleer zijn van overheidswege verhard en vaak zelfs geasfalteerd. Fietsers stuiven er voorbij, vooral senioren op elektrische fietsen. Kijk naar hun gezichten als ze in natuurgebied De Pan tussen Maarheeze en Sterksel uit het bos komen en het pad volgen over het heideveld. Vergenoegd constateren ze dat Erica zich toont in al haar paars-roze pracht.

    Nederlanders zijn gewend aan groen, blauw, bruin en beton. En dan opeens dat onwerkelijk helle paars van een heideveld in de nazomer. Het is er ook heerlijk stil. Vanaf De Pan fiets je door naar de 1.500 hectare grote Strabrechtse Heide of verder naar de Leenderheide, de Malpie en die hele gordel van vrijwel aaneengesloten bos- en heidegebieden ten zuiden van Eindhoven.

    Vergrassing rukt op

    Maar het is niet allemaal dop- en struikheide wat er bloeit. De vergrassing rukt op. Het pijpenstrootje, in de volksmond ‘bunt’, dreigt de heide te overmeesteren. Bunt is ook natuur, maar niet zo kleurrijk als heide. Dat is er altijd geweest in wat nu de provincie Noord-Brabant is, maar tot ver in de Middeleeuwen waren daar vooral bossen. De naam van de provinciehoofdstad zegt het al: Den Bosch. Het bos van de hertog.

    Rond het begin van de jaartelling schreven de Romeinse veldheer Julius Caesar en historicus Publius Cornelius Tacitus over een bosrijk gebied met hier en daar ‘campinia’ – velden. Die term is min of meer blijven hangen en niet alleen als merknaam voor melk. Het is ook de naam van een van Brabants mooiste heidevelden, de Kampina bij Oisterwijk. Verbasterd tot de ‘Kempen’ de streek ten zuiden en westen van Eindhoven.

    De zwarte onderkant van de heide

    Wie het geluk had op te groeien in de Kempen van de jaren zestig en zeventig, kent niet alleen de paars-roze bovenkant, maar ook de zwarte onderkant van heide. Erica groeit op schrale, podzol­bodem. Regen drukt alle voedingsstoffen naar beneden. Onder de heidestruiken zit maar een dun humuslaagje. Iets dieper stoot je spade op een bijna ondoordringbare laag van vast geperste zwarte en grijze aarde.

    Wij kwamen er als kind maar moeilijk doorheen. Toch even doorzetten, want weldra ging het makkelijker en zat je op het losse gele en soms parelwitte zand. Zo maakten we loopgraven van anderhalve meter diep en vaak vele meters lang. Daarna zochten we takken en afgedankte weidepalen.

    De boeren lieten destijds op hun akkers de plastic verpakkingen van hun kunstmest achter die als vanzelf naar de heide fladderden. ‘Stikstof’ stond erop, en nog een paar chemische termen. Die zakken waren perfect afdekmateriaal. Daaroverheen strooiden we zand en bladeren en onze hut was af. Vanuit het besef dat we iets deden wat gevaarlijk was en illegaal, speelden we onderduikertje. De moffen van de SS zaten ons achterna, maar wij waren onvindbaar en dus onoverwinnelijk. Dankzij de heide.

    Dat sentiment zit diep in de plattelandsbevolking. De heide is kwetsbare natuur, maar ook het domein van vrijgevochten geesten. De stilte is spreekwoordelijk: hier word je met rust gelaten. Wat steekt, is dat de overheid juist vanwege deze kwetsbare natuur wil ingrijpen in de plattelandsgemeenschap.

    Op de heide ging iedereen zijn gang

    Op het omstreden kaartje van Stikstofminister Christianne van der Wal (VVD) staan de landbouwgronden rond de Oost-Brabantse heidegebieden paars en lichtgroen ingetekend. Want deze zone geldt als Natura 2000-gebied en moet op last van rechters en de Tweede Kamer worden beschermd. Op papier is dit logisch, maar de historische werkelijkheid voelt anders. Doordat iedereen op de heide zijn gang mocht gaan, ontstond dit prachtige cultuurlandschap.

    De departementale berekeningen voor ‘richtinggevende emissiereductiedoelstellingen per gebied’ veronderstellen dat de stikstofuitstoot met 47 procent (paars), respectievelijk 70 procent (lichtgroen) moet dalen. Dat zet alles op scherp, want boerenslimheid zegt dat je alles naar jezelf moet toerekenen. In dit deel van Oost-Brabant stopt dus de helft tot driekwart van de veehouders omdat de heide van hogerhand wordt beschermd.

    ‘Wat nou de heide? Natuur van stadse mensen!’ Voor dorpelingen in de Kempen was de heide eeuwen ‘gemene grond’, terrein van niemand en iedereen. Boeren mochten daar alles, behalve ploegen. Vanaf de Middeleeuwen tot zeker 1920 lieten ze hun koeien en varkens grazen op de heide. Jongens van een jaar of twaalf waren koeienherder of varkenshoeder op die eindeloze vlaktes.

    Grootvader vertelde nog graag hoe hij als tiener met een paar runderen over de heide trok, zoekend naar wat lager gelegen delen waar de beesten konden grazen. Idyllisch, leek het. Totdat iemand hem terechtwees: ‘Houd toch op over vroeger! Het was niks als armoe!’ Opa bevestigde: ‘Ik ging met honger naar bed.’

    Dankzij de in 1913 gereedgekomen spoorbaan dwars door de heidegebieden tussen Eindhoven en Weert waren ze erbovenop gekomen. Hij had morsecodes geleerd. Als telegrafist bij de NS zorgde opa dat wissels en seinpalen in de goede stand werden gezet, zodat de kolentreinen uit Limburg naar het Noorden reden.

    Tot op hoge leeftijd kon hij ervan genieten. Zwijgend zat hij in zijn stoel, tikkend met zijn pijp tegen zijn voortanden. ‘Opa, wat sein je?’ ‘Niks, alleen maar hottentottententententoonstelling.’ En dat met een snelheid die niemand hem ooit zou nadoen, althans in morsecode. Wijze woorden bovendien, want het is zinloos je te verzetten tegen vooruitgang, al is de heide nog zo groot.

    In elke klas van elke dorpsschool in de Kempen had je leerlingen die Van der Heiden, Heimans, Op de Hey of Verheijen heetten, maar dat was historie. Dat kon je niet letterlijk nemen.


    Studie naar de ‘gemene gronden’

    In 2011 promoveerde Hein Vera aan de universiteit van Nijmegen op een studie naar het gebruik van ‘gemene gronden’ in de Meierij van Den Bosch in de tien eeuwen tussen 1000 en 2000. Daarvan verscheen in 2014 een populaire versie getiteld: …. dat men het goed van den ongeboornen niet mag verkoopen. De rechtsgeleerde woont in Moergestel, vlak bij de Kampina. Hij werkt nu aan een bijdrage aan de landschapsbiografie van de ­Dommelvallei, die volgend jaar verschijnt.

    Ongelooflijk wat Vera nog aan ­documenten uit de donkere Middeleeuwen tevoorschijn haalt. Een document uit 1196 gaat over de bossen bij het dorp Orthen, nu een buurt in Den Bosch. Geschriften uit 1200 over een kudde van 150 dragende ooien op een terrein van 1.650 hectare, eigendom van de abdij van Averbode, in de buurt van Sterksel. Een document uit 1321 waarin staat dat Den Bosch de bouw van stadsmuren mocht ­financieren door een bos te kappen bij het gehucht Deuteren.


    Vera laat aan de hand van archiefstukken zien hoe Noord-Brabant ten prooi viel aan totale ontbossing. Op de hoge zandgronden verdwenen de loofbomen rond het begin van de veertiende eeuw. Daarna waren de broekbossen aan de beurt. Rond 1750 had Brabant zo goed als geen bossen meer. Het was allemaal heide, woeste grond. Bomen werden gekapt omdat de bewoners nu eenmaal hout nodig hadden. Maar zo dunbevolkt was het er nog dat nieuwe bomen daar wel tegenop konden groeien. Ook omdat het lastig was om zware boomstammen naar Antwerpen of opkomende steden in Holland te transporteren.

    Potas was de boosdoener

    Volgens Vera waren houtskool en vooral potas de boosdoeners, producten die wel vrij makkelijk te vervoeren waren. Potas is een kaliumhoudend zout dat je verkrijgt door bomen te verbranden, de as van het hout op te lossen in water en dat te laten indrogen. Het werd verkocht in potten, vandaar de naam. Eeuwen was het de noodzakelijke grondstof voor zeep.

    Smeer je handen maar eens in met houtas. Eerst zit je onder de grauwe smurrie, maar eenmaal afgespoeld zijn je handen wonderschoon. Die zeep was destijds in grote hoeveelheden nodig in de opkomende Vlaamse textielindustrie. Dat verklaart de grootscheepse ontbossing in het stroomgebied van riviertje de Dommel, dat in de Belgische Kempen ontspringt en via Eindhoven en Den Bosch na 120 kilometer uitmondt in de Maas.

    BomenkapLees dit omslagverhaal terug: 28 vragen over de bomenkap in Nederland

    Loofbossen maakten plaats voor heide, maar na een poosje schieten vooral bomen weer uit de grond en verdwijnt de heide. Behalve als de boeren hun vee laten grazen op de gemene gronden. En dat deden ze. Varkens en koeien deden zich tegoed aan de blaadjes van jonge boompjes. Schapen hielden de heidestruiken kort en jong.

    Eco-ramp van toen is nu natuur

    De ontbossing veranderde ook de waterstand. ’s Winters waren er overstromingen, ’s zomers heerste er droogte. De wind kreeg vat op de boomloze vlakten met zandverstuivingen als gevolg. ­Bijvoorbeeld de Loonse en Drunense Duinen, een ecologische ramp uit de late Middeleeuwen die nu is verheven tot ­Nationaal Park.

    Het natuurreservaat bevat 270 hectare aan zandverstuivingen waar de temperatuurverschillen tussen nacht en dag oplopen tot 50 graden Celsius. Daardoor ­leven er zeldzame soorten als de levendbarende hagedis, de zandbij en de zandkever. Op de heidestroken strijkt geregeld een traumahelikopter neer, want er loopt ook een zeer technische mountainbikeroute door de duinen waar snelheidsduivels over de kop slaan. Maar op de Haagse en Brusselse tekentafels is dit kwetsbare natuur en kunnen de naburige veehouders maar beter ophoepelen.

    Rechtshistoricus Vera beschrijft hoe de zandverstuivingen in vroegere eeuwen om zich heen grepen. Rond 1767 werd de weg tussen Den Bosch en Breda wegens voortdurende ‘zandvervliegingen’ onbegaanbaar en moest een nieuwe route worden uitgezet. Vanaf de vijftiende eeuw werden bomen aangeplant om de bodemerosie het hoofd te bieden, maar pas vanaf de achttiende eeuw gebeurde dat op grote schaal en werden vooral naaldboombossen een verdienmodel.

    Koeien schijten zich omhoog

    In 1840 komt er een wet die belastingvrijstellingen toekent aan boeren die land ontginnen. In de daarop volgende tachtig jaar is driekwart van de woeste grond in het stroomgebied van de Dommel ontgonnen. In plaats van alleen rogge en haver verbouwden de boeren voortaan ook aardappelen. Het vee stond in de potstal. Vera legt uit dat dat een stal is waar de beesten zich ‘omhoog schijten’. Om te voorkomen dat de koeien in hun eigen drek stonden – met hoefzweren als gevolg – plagden de boeren de heide af en gooiden heidestruiken en zand als strooisel in de stal. Zo stonden de koeien droog op een steeds dikkere laag. Na verloop van tijd haalde de boer alles weg om zijn akkers te bemesten. Schaapskuddes vraten overdag de heide kaal en werden ’s nachts in een stal gedreven waar ze hun keutels achterlieten.

    Schapen leverden de grondstof voor de Tilburgse wolindustrie, maar waren er vooral ook voor de mest. Want op de schrale akkers groeide niets vanzelf. Dankzij de heide kon landbouwgrond worden bemest. Zie daar de ‘kringlooplandbouw’ van de voorbije eeuwen.

    Omstreeks 1890 kwam daarin langzaam verandering. Eerst deed guano zijn intrede – gedroogde vogelpoep uit Chili en Peru. Maar die was duur en alleen voor herenboeren betaalbaar. Later werd stikstofhoudende kunstmest een zegen voor de kleine boeren die rond de heidevelden ‘keuterden’.

    Landbouwcrisis was aanzet tot doelmatiger produceren

    De landbouwcrisis van 1880 ontstond doordat de import van Amerikaans en Canadees graan de prijzen onder druk zette. Elders in Europa beschermden ­regeringen de eigen boerenstand met invoertarieven. Liberale regeringen in Den Haag weerstonden de roep om de markt te beschermen tegen concurrentie uit de Nieuwe Wereld. Integendeel, zij besloten de eigen boeren te stimuleren tot doelmatiger produceren. Machinale landbouw was het doel en als vanzelf leidde dit tot het grootschalig ontginnen van heidegebieden.

    Vaak werden de terreinen na het ploegen eerst beplant met dennenbomen als tussenstap in de bodemverbetering. In de crisisjaren na 1930 had de overheid een extra reden om de ontginningen te stimuleren: werkverschaffing. Een massa werklozen werd bijvoorbeeld ingezet om de heide tussen Leende en Valkenswaard om te spitten en met bomen aan te planten.

    De grootvader van VVD-premier Mark Rutte was inspecteur bij de Heidemij in het gebied rond Deurne en beschreef in 1919 de ontginningen in het boek De Peelstreek. Een Nederlandsch gebied voor landverhuizing en voedselproductie. Een paar jaar geleden, op bezoek bij boze boeren in dit gebied, kreeg Rutte het boekje. Niet alleen als cadeau, maar ook als vermaning dat hij de lokale geschiedenis niet mocht uitvlakken.

    De bomen zijn nu een kleine eeuw oud en tientallen meters hoog. Er loopt een bochtig weggetje door het bos. Dat weggetje ontstond doordat de doodvermoeide mannen ’s avonds werden opgehaald met bussen en vrachtwagens. Elke flauwe bocht markeert de plek waar ze die bewuste dag waren aangekomen met hun werk en waar ze de volgende morgen verder moesten gaan. Het weggetje is een monument van misère. Maar je ziet er nu vooral wielrenners en blije toeristische fietsers, die het heerlijk vinden dat ze een overheid hebben die zo’n mooie, afwisselende rijwielroute door dat fraaie Leenderbos liet aanleggen.

    Vennen aangelegd voor vis op vrijdag

    Vliegdennen en douglassparren horen van oudsher niet in Brabant thuis, maar door de stimulerende maatregelen van de overheid behoren ze inmiddels tot het plaatje van de provincie. Net als de vennen. Door de ontbossing en moeilijk doordringbare heidebodem bleef ’s winters op veel plaatsen het water staan en van lieverlee ontstonden vennen. Maar veel vennen zijn aangelegd, vooral door kloosterlingen. Op vrijdag mochten katholieken als een soort boete-offer geen vlees eten. Maar vis was ook lekker. Kweekvijvers hadden ze dus nodig, desnoods verlegden ze hiervoor de loop van beken en riviertjes.

    Ten zuiden van Valkenswaard komt de Dommel vanuit België het land binnen. Daar staat de Venbergse watermolen, waarvan in documenten uit 1227 al sprake is, omdat de hertog van Brabant de molen overdeed aan een nonnenklooster in Postel. Daar ligt ook Natuurpoort de Malpie. De vennen in dit reservaat hebben namen als Pastoorsven. Nou, dan weet je het wel. Paling op vrijdag, hoor. Maar de vakantiegangers die nu gelukzalig in hun kano’s het gebied doorkruisen, zien geen cultuurlandschap. Ze zien een drassig heidegebied. Natuur!

    Vanuit Den Haag komen de missives van ongeduld

    Geef ze eens ongelijk, want een zomerse heide is betoverend. Natuur of half-natuur, de heide is vrijheid. Cultuurlandschap, dat zeker. Maar in traagheid aangelegd, opdat de natuur het kon bijbenen. Dat is nu de ellende met het stikstofbeleid. Vanuit Brussel en Den Haag komen de missives van het ongeduld. Het moet snel, want er is een rechter die constateert dat de Natura 2000-richtlijn wordt overtreden. Er zijn rekenmodellen waarop Stikstofminister Van der Wal haar kaartje en de bijbehorende maat­regelen baseert. Het keiharde uiterste jaartal is 2030. Dan moet de stikstofuitstoot met de helft zijn verminderd.

    Maar wat het positieve effect is op de kwetsbare heidegebieden, dat weet niemand precies. Dat is ongemakkelijk voor wie het stroomgebied van de Dommel met zijn vele zijriviertjes een beetje kent. De heide is geen snelle score, integendeel. Dit landschap ontstond in decennia en eeuwen. Vergrassing zal blijven optreden, al legt de overheid de stikstofuitstoot nog zo aan banden. Het is de politieke drift tot maakbaarheid van de ­natuur die wantrouwen wekt.

    Machinaal afplaggen schiep ‘startbanen’

    In 1961 waren de landontginningen voorbij. Er was geen extra land meer nodig. Toen werden er weer schaapskuddes ingezet. Niet voor de mest, want in al die Kempische dorpen lagen in de schuren van de Boerenbond de zakken kunstmest tot aan het plafond. En niet voor de wol, want die Tilburgse wolindustrie liep op z’n eind. Nee, schapen moesten nu de heide in stand houden door haar af te grazen.

    Lees meer over het Springendal: Waarom natuurbeheerders bomen omhakken

    Omdat de kuddes het niet aankonden, werden ook machines ingezet. Veel te gehaast en te grootschalig. Door het machinaal afplaggen van dop- en struikheide werden karakteristieke reliëfverschillen afgevlakt. Alsof ze tarwe oogstten rukten de machines op in stroken. Biologen stelden later vast dat op die manier ‘start­banen’ werden aangelegd, die onneembare barrières vormden voor ongewervelde dieren. Niet alle natuurbeheer is welgedaan en vaak handelt de overheid onbegrijpelijk.

    Wie is hier nu gek?

    Bijna op de grens met België, op De Groote Heide bij Soerendonk leeft de zeldzame knoflookpad, een pad­achtige kikker met oranje oogjes. Bij gevaar scheidt hij een knoflookgeur af om zich te beschermen. Staatsbosbeheer graaft in dit natuurgebied, de Strijper Aa, in opdracht van de provincie Noord-Brabant een enorme zone af om de oorspronkelijke heide te herstellen. Graafmachines gaan de verdroging te lijf. ‘Door de bovenlaag af te graven, komt het grondwater dichter bij het oppervlak, waardoor deze beschikbaar komt voor de gewenste ­natuurtypen,’ meldt Staatsbosbeheer.

    Een paar kilometer verderop staat ­de fabriek van Refresco. Op voorspraak van de provincie kreeg de producent van frisdranken in mei van de Raad van State toestemming om anderhalf keer zoveel grondwater op te pompen: geen 0,5 miljoen kuub, maar 0,75 miljoen kuub per jaar. Dat is driekwart miljard liter.

    De ernstig bedreigde knoflookpad zal zich intussen afvragen: wie is hier nou gek? Hoe kan de provincie zoveel duizenden vrachtwagens zand laten afvoeren om het grondwater te bereiken, terwijl de provincie in diezelfde gemeente Cranendonck een vergunning afgeeft om grote hoeveelheden grondwater in blikjes en containers te stoppen, zodat er nog meer vrachtwagens naar de Rotterdamse haven kunnen rijden voor de export van limonade naar Saudi-Arabië en andere verre landen?

    Mooi geel plantje blijkt giftig

    Dat Natura 2000-beleid is kortom nogal onbegrijpelijk, behalve als juridische exercitie. Rond de heidegebieden van Brabant zie je in de nazomer het uitbundige jacobskruiskruid. Een mooi geel plantje, dat echter giftig is voor paarden en koeien. De dieren zullen het uit zichzelf nooit eten, maar als het wordt ­gemaaid en het komt in het hooi, herkennen ze het niet. Dan hopen de alkaloïden zich op in de lever en blijkt jacobskruiskruid een sluipmoordenaar. Helaas zijn er geen cijfers hoeveel dieren deze afschuwelijke dood sterven.

    Jacobskruiskruid woekert, hierbij de Vughtse Heide. Het is giftig voor koeien en paarden. Links het ongevaarlijke boerenwormkruid. Foto: Mischa Keijser

    Jacobskruiskruid is jaren gezaaid door gemeenten en Rijkswaterstaat als bermdecoratie en ook om oevers te verstevigen. Leuk, maar nu is het overal aan het woekeren. Veel weilanden vlak bij de Kampina kleuren lichtgeel.

    Op de heide zie je het plantje ook steeds meer. Er zijn berichten dat het kruid rampzalig is voor de bijenstand, maar natuurbeschermers weerspreken dat. Op zijn website schrijft actiegroep Farmers Defence Force dat ­jacobskruiskruid ook gevaarlijk is voor mensen en dat het plantje symbool staat voor bestuurlijk onbenul.

    Kraanvogels in hun V

    Nee, dan opa. Die kende de kracht van de natuur. Op de Strabrechtse en De Groote Heide van Soerendonk foerageerden elke herfst de kraanvogels. Wonderlijk hoe hij precies wist wanneer ze verder trokken. Dan liep hij ’s ochtends heen en weer over het tuinpad, voortdurend in de lucht turend. Even later verschenen de eerste ‘kranen’ in majestueuze V-vorm, als eerbetoon aan de vrijheid. Zo laag scheerden ze over, dat je hun koppen kon onderscheiden en je een zacht geruis hoorde van hun vleugels. Want hoe gestroomlijnd ook met hun ingetrokken poten, die heldhaftige kraanvogels moesten een strakke tegenwind overwinnen.

    Bronnen:

    Natuur in Noord-Brabant – 1796 tot 1996, Stichting Het Noordbrabants Landschap

    Hein Vera, Gemene gronden in de Meierij van Den Bosch tussen hertog en hertgang 1000-2000

    Hein Vera, Een landschap in beweging

    Even later passeerde weer een vlucht. Daarna nog een en nog een. Totdat grootvader besloot dat het welletjes was. Hij vertelde dat de kranen uit Rusland kwamen en naar Afrika vlogen. ‘Waar hadden ze vannacht geslapen, opa?’ En meteen wisten we het antwoord al: op de hei, natuurlijk.

    ELSEVIER

    0 reacties :

    Een reactie posten