Auteur: Siegfried Hettegger.

Vertaling: Martien de Wit.

Een boekbespreking

Dit boek, dat rechtstreeks bij de uitgever en in de boekhandel verkrijgbaar is, behandelt het begin van de klimaatbeweging en de begindagen van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) van de VN 1 tot het corrumperen ervan in 1995 in Madrid – een keerpunt in de geschiedenis van de klimaatwetenschap, dat verstrekkende gevolgen heeft gehad. Het boek werd oorspronkelijk gepubliceerd in het Engels 2 en is nu vertaald in het Duits door Ahriman-Verlag.

De auteur Bernie Lewin is Australiër en is van beroep socioloog en archivaris. Als tiener was hij actief in de milieubeweging, maar hij stond vanaf het begin sceptisch tegenover de klimaatbeweging. Omdat het klimaatvraagstuk alle andere milieuproblemen steeds meer naar de achtergrond verdrong, wilde hij precies weten waarom de mening overheerste dat het gevaar van opwarming van de aarde een solide wetenschappelijke basis heeft. Dit bracht hem tot een jarenlang en omvangrijk onderzoek: hij sprak met de betrokken wetenschappers van alle kanten en beschrijft als historicus nauwgezet de gebeurtenissen, de mensen en de talrijke conferenties. Het resultaat is een explosieve wetenschappelijke geschiedenis van de klimaatideologie. Het boek gaat dus niet over de vraag of er al dan niet sprake is van een gevaarlijke, door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde – Horst-Joachim Lüdecke geeft daarvan in de Duitstalige wereld een goed overzicht 3 – maar over de vraag: hoe heeft de bewering over een door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde überhaupt voet aan de grond kunnen krijgen en hoe heeft dit een algemeen wetenschappelijk dogma kunnen worden?

IJstijd of opwarming van de aarde?

Doemprofeten hebben altijd bestaan in de geschiedenis van de mensheid – wat nu nieuw is, is dat zij zich op de wetenschap beroepenAl aan het einde van de 19e eeuw waren er speculaties geweest over een toen vrij wenselijke opwarming van de aarde als gevolg van het vrijkomen van CO2 door de industrie, die in de warme periode van de eerste helft van de 20e eeuw weer werden opgepakt, maar die geen erkenning vonden. Als gevolg van de afkoeling van de aarde tussen 1940-1975 begonnen in 1970 rampenberichten en paniekzaaierij over een naderende ijstijd. Klimaatverandering kwam voor het eerst in het publieke bewustzijn en de regering Nixon richtte een ‘Speciaal Comité voor het huidige interglaciale tijdperk’ op. Toen het in de loop van de jaren weer warmer werd, sloeg ook de paniekmachine om in de richting van een gevaarlijke opwarming van de aarde door milieuvervuiling.

Het begon allemaal met het grote kooldioxide onderzoeksprogramma

De energiecrisis van het begin van de jaren zeventig heeft een wereldwijd debat over het energiebeleid op gang gebracht en tot controverse geleid over de voordelen van steenkool en kernenergie. Al in 1974 promootte de VS bij de VN een internationaal klimaatprogramma, terwijl tegelijkertijd op nationaal niveau de koers werd uitgezet om de effecten van fossiele brandstoffen te bestuderen. Het Amerikaanse Ministerie van Energie lanceerde een grootschalig en langdurig CO2-onderzoeksprogramma dat de universiteiten en het netwerk van 17 National Laboratories jarenlang overspoelde met miljoenen dollars aan eindeloze financiering. Als gevolg daarvan werd de CO2-kwestie het dominante hoofdthema van het klimaatonderzoek lang voordat het in het publieke bewustzijn doordrong.’

Milieubeweging en politiek

Tegelijk met de energiecrisis vormde zich een wereldwijde milieubeweging die kritiek uitte op de vervuiling, de bevolkingsexplosie en het verbruik van hulpbronnen, maar waarvan het hoofdthema de afwijzing van kernenergie werd. Er werden internationale milieu- en klimaatconferenties georganiseerd en tegen het einde van de jaren tachtig maakte de klimaathysterie zich meester van de wereld. Een tweede golf van de milieubeweging kwam op gang onder het motto “duurzame ontwikkeling’ en concentreerde zich op de opwarming van de aarde door CO2, die werd uitgeroepen tot het belangrijkste probleem waarmee de mensheid wordt geconfronteerd. Politiek activisme kwam op gang en regeringen eisten voor het eerst emissiebeperkingen. De milieuorganisatie van de Verenigde Naties 4 was een drijvende kracht achter de VN-klimaatovereenkomst.

De houding van de wetenschap

De meeste vooraanstaande wetenschappers beschouwden het CO2-vraagstuk niet als urgent en namen er een kritisch standpunt over in. Want zolang men de natuurlijke klimaatschommelingen, die aantoonbaar bestaan, niet kan verklaren en zolang men geen meetlat kan opstellen, is het niet mogelijk een beweerde bijdrage van de mens daaraan aan te wijzen. Wetenschappelijk gezien werd de antropogene opwarming van de aarde tot 1995 beschouwd als hypothetische speculatie.

Maar de politiek was de wetenschap ver vooruit en eiste maatregelen tegen de klimaatverandering. De druk op wetenschappers om bewijzen te vinden voor de invloed van de mens op het klimaat nam toe om de onzekere klimaatmodellen empirisch te onderbouwen. De meeste wetenschappers lagen aan het financiële infuus van het CO2-onderzoeksprogramma en kweekten zo een nieuwe ‘wetenschappelijke gemeenschap’ die klaar was voor de ‘jacht op de eerste bewijzen’.

Oprichting van het IPCC

Er was onenigheid in Washington: het US Environmental Protection Agency en het State Department sloten zich aan bij de campagne voor een internationale klimaatovereenkomst, maar er waren ook tegengeluiden en een regeringsrapport had gepleit tegen politieke actie. Bij wijze van compromis besloot de regering van de VS een internationaal VN-panel in te schakelen voor een wetenschappelijke beoordeling van de situatie. Dit markeerde de geboorte van het IPCC, dat door de World Meteorological Organization (WMO5 samen met het United Nations Environment Programme (UNEP) werd opgericht en de opdracht kreeg het vraagstuk van de klimaatverandering wetenschappelijk te evalueren en aanbevelingen uit te werken voor het geplande klimaatverdrag.

Het eerste evaluatierapport van het IPCC verscheen in 1990. Hoewel in het rapport de opwarming van de aarde werd voorspeld, kwam men tot de ontnuchterende conclusie dat er nog steeds geen bewijs was voor de antropogene opwarming van de aarde en dat empirisch bewijs nog tientallen jaren op zich zou laten wachten. In het tweede beoordelingsrapport, waaraan vanaf 1994 werd gewerkt, kwamen de wetenschappers aanvankelijk tot dezelfde conclusie. Zo leek het erop dat het einde van het IPCC politiek bezegeld was, omdat politici verwacht hadden dat het IPCC de klimaatverandering niet in twijfel zou trekken, maar wetenschappelijke redenen zou aanvoeren waarom actie moest worden ondernomen tegen de dreiging van de opwarming van de aarde.

Madrid 1995 als keerpunt

Maar toen kwam er een verrassende wending. De jonge Amerikaanse onderzoeker op het gebied van klimaatmodellering Ben Santer, die was aangewezen als hoofdauteur van het cruciale hoofdstuk over de oorzaken, had op het laatste moment de verklaring toegevoegd, onder verwijzing naar zijn eigen ongepubliceerde werk, dat in de klimaatgegevens “een patroon valt te onderscheiden volgens hetwelk het klimaat reageert op menselijke activiteiten”. Deze bewering was in tegenspraak met de sceptische grondhouding van het gehele hoofdstuk en stond lijnrecht tegenover de samenvatting ervan. Santer presenteerde als bewijs een diagram met het spreidingspatroon van de opwarming en afkoeling van de atmosfeer per breedtegraad en hoogte, dat zogenaamd een menselijke “vingerafdruk” in de lucht laat zien (het diagram staat op de omslag van het boek). Santer stuitte op hevig verzet van talrijke wetenschappers, maar de kwestie bleef onbeslist. Toen het werk van Santer maanden later werd gepubliceerd, konden zijn critici aantonen dat het patroon weer verdween toen meer gegevens in aanmerking werden genomen, d.w.z. het vermeende bewijs verdween in het niets.

Terug naar het IPCC. Op de slotvergadering van de werkgroep in 1995 in Madrid kwam het tot een krachtmeting: de bevinding van Santer dat het bewijs was geleverd, werd als een van de belangrijkste bevindingen in het verslag opgenomen. Er was verbitterd en hardnekkig verzet tegen de veranderingen, maar uiteindelijk lieten de wetenschappers zich milder stemmen en na drie slopende dagen onderhandelen werden zij het eens over de volgende formulering van het bewijsmateriaal: “De balans van het bewijsmateriaal wijst op een waarneembare menselijke invloed op het wereldklimaat”. Nog diezelfde avond bereikte deze doorbraak de media en het nieuwsbericht “Deskundigen zijn het erover eens: de opwarming van de aarde is begonnen” ging de hele wereld over. In de berichtgeving stond centraal dat alle wetenschappelijke onzekerheid nu was weggenomen.

Na de publicatie van het IPCC-rapport kon Frederick Seitz, een autoriteit in Amerikaanse wetenschappelijke kringen, onthullen dat de overeengekomen versie van de tekst naderhand door de hoofdauteur Santer was gewijzigd. Kritische formuleringen waren willekeurig veranderd of verwijderd om elke tegenspraak met de nieuwe conclusie uit de weg te ruimen. Seitz schrijft in zijn hoofdartikel in de Wall Street Journal, getiteld ‘A Great Deception About Global Warming‘:

“In mijn meer dan 60 jaar als lid van de Amerikaanse wetenschappelijke gemeenschap, inclusief mijn functie als voorzitter van de National Academy of Sciences en de American Physical Society, ben ik nooit getuige geweest van een meer verontrustende corruptie van het proces van collegiale toetsing dan de gebeurtenissen die hebben geleid tot dit IPCC-rapport”.

De specifieke achtergrond van deze latere vervalsing is ook aan het licht gekomen: Vóór de bijeenkomst in Madrid had de regering van de VS het IPCC schriftelijk verzocht het oorspronkelijke rapport op een “passende” manier te wijzigen. Er werden concrete instructies meegezonden over welke punten moesten worden gewijzigd en in welk opzicht.

Wat volgde was de hevigste publieke controverse ooit rond het IPCC. Tal van vooraanstaande wetenschappers hebben kritiek geuit op het bedrog van het IPCC. Het gevolg was echter dat, geconfronteerd met deze massale kritiek, alle wetenschappelijke instellingen de gelederen sloten en hun gewicht in de schaal legden achter het IPCC.

De gevolgen

Madrid 1995 was de “Slag van Hastings 6 in de klimaatwetenschap, toen de vijanden van de wetenschap door de linies braken en al haar instellingen overrompelden”, schrijft Lewin. Dit ernstige bedrog over het vermeende eerste bewijs van antropogene opwarming van de aarde is vandaag de dag nauwelijks bekend en ontbreekt ook in relevante non-fictie boeken.

De gevolgen waren verstrekkend: het verzet van de getroffen bedrijven (‘Carbon Club‘) brokkelde af en bedrijven gaven zichzelf voortaan een groen vernisje. Politici kunnen verwijzen naar ‘de wetenschap’ wanneer zij klimaatmaatregelen nemen en critici kunnen aan de kaak worden gesteld en worden uitgestoten als ‘klimaatsceptici’ of zelfs ‘klimaatontkenners’. Het IPCC daarentegen werd het leven gered door de drogreden van het eerste bewijs, waardoor het de belangrijkste wetenschappelijke autoriteit inzake klimaatkwesties werd.


Het boek van Lewin vult een leemte in de wetenschappelijke geschiedenis van het IPCC en documenteert in detail dat het ‘eerste bewijs’ – dat overigens nog steeds niet is geleverd – alleen is gebaseerd op misleiding en vervalsing en niet op wetenschappelijke bevindingen. Als je weet met welke middelen de klimaatideologie werd afgedwongen, kun je er beter doorheen kijken. Dat is de grote verdienste van dit boek, dat dan ook in geen enkele bibliotheek mag ontbreken.

***

Referenties

1 Intergovernmental Panel on Climate Change

2 Searching for the Catastrophe Signal: The Origins of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Global Warming Policy Foundation (GWPF), 2017.

3 Horst-Joachim Lüdecke: Energie und Klima, 4. Auflage, Expert-Verlag 2020

4 United Nations Environment Programm (UNEP, gegründet 1972)

5 World Meteorological Organisation (Weltorganisation für Meteorologie)

6 Erster Sieg des normannische Heeres 1066 unter Wilhelm dem Eroberer gegen die Angelsachsen.

***

Bron hier.