Toen de fonkelnieuwe Wehrmacht, dwars tegen het verdrag van Locarno, na de annexatie van het Saarland, het Rijnland binnenstampte, zullen veel van onze opa’s en oma’s een misselijkmakend voorgevoel hebben gehad.

Dat de tumor van het Nationaal Socialisme zich zomaar kon uitzaaien over heel Europa, moet in het hoofd van veel vooruitschakers, een onvermijdelijke horrorgedachte zijn geweest, steeds bevestigd door de razende toespraken van de schuimbekkende Führer, die geen doekjes wond om zijn bedoelingen.

Het beest was verre van dood. En de kooi van Versailles stond wagenwijd open.

Toch liet het overgrote deel van onze opa’s, oma’s en hun leiders zich gewillig zand in de ogen strooien, met mooie beloftes en prachtige Olympische stadions, door de wonderlijke welvaart, de levensenergie en het zelfvertrouwen van het Duitsland van de jaren 30. 

Dat achter de facade van het opstormende Reich, concentratiekampen als Dachau werden gebouwd, vele duizenden useless eaters uit “mededogen” werden vermoord in het T4 programma, dat de Duitse Joden aan niets meer mee mochten doen dat het leven leefbaar maakte, dat ze in spotprenten en schotschriften werden weggezet als uitvreters en ziekteverwekkers, dat ze niet meer naar school mochten of zaken mochten doen en dat ze na de Kristallnacht de straten met tandenborstels moesten poetsen, daarvoor werd ook hier zó naarstig weggekeken, dat menigeen er behalve een stramme arm, een stijve nek aan overhield. 

Ondergedompeld in de beslommeringen van alledag, had men, zo vlak na de depressie, wel iets beters te doen dan op de Oosterburen te letten.

Strijders als Sophie Scholl en Dietrich Bonhoeffer waren in Duitsland dun gezaaid, Laat staan dat hier in het slaperige Nederland een tegenstem van betekenis hoorbaar was. 

De Anschluss met Oostenrijk verliep vreedzaam onder een boog van lentebloemen en juichende jonge blonde meisjes. En toen Chamberlain de Tsjechen uitverkocht, het Sudetenland werd “bevrijd” en de veldgrijze troepen met een grote grijns door de donkere wouden van Bohemen en Moravië ronkten, haalde de wereld opgelucht adem.

Het gevleugelde monster kon ongehinderd verder pikken in het rauwe vlees van Europa, terwijl degenen die haar tegen hadden kunnen houden, omstandig de metaalglans van haar verenkleed bewonderde.

“Peace in our time”, de opbrengst van het Britse verraad, zou maar een klein jaartje duren. En ook Molotov kon het beest maar kort afstoppen door half Polen op het offerblok te leggen. 

De wereldgemeenschap liet Hitler, ondanks alle voorgevoel, besmuikt begaan. Tijdens het huwelijk van Juliana en Bernhard werd in het Concertgebouw het Horst Wessel lied gespeeld. Hitler werd in 1938 nog tot Man of the Year gekozen door Time magazine en Predikant A. M. B. uit Brabant moest zich in 1939 voor de Haagse politierechter nog verantwoorden, omdat hij Hitler “een boef” had genoemd.

De artsen die het kwaadaardige gezwel hadden kunnen stoppen, bleven kleurige kinderpleisters plakken en lieve woordjes en bezweringsformules prevelen, waar alleen een chirurgisch mes nog uitzaaiingen had kunnen voorkomen.

Hitler zei er later het volgende over: “Wären die Franzosen damals ins Rheinland eingerückt, hätten die Deutschen sich mit Schimpf und Schande wieder zurückziehen müssen, denn die militärischen Kräfte, über die sie verfügten, hätten keineswegs auch nur zu einem mäßigen Widerstand ausgereicht” 

Vrij vertaald: “Het was bluf. Maar ze lieten me begaan.”

Ook al hadden velen een onbestemd voorgevoel dat de valse opmaat van de jaren 30 zomaar kon eindigen in symfonie van bloed en as, zij konden niet in de toekomst kijken. En daar mochten én zouden zij zich uitentreuren op beroepen.

Onze opa’s en oma’s konden met recht volhouden dat ze de golf van dood en verderf niet zagen aankomen, en van niets wisten toen het gebeurde. Dat ze niet konden voorstellen dat het zo erg kon worden en was. 

Hun leiders tastten in een comfortabel, vaak bewust gekozen duister als het ging om de desastreuze gevolgen van hun laconieke zwijgen en hun laffe politiek van pappen en nathouden.

En de Joden? Over hun lot kon men zich blijkbaar vrij gemakkelijk heen zetten. Zoals de meesten van ons de schouders ophaalden over de ontelbare onschuldige doden in Irak, Syrië en Afghanistan.

Onze opa’s en oma’s hadden een groot voorrecht waar wij ons niet op kunnen beroepen. 

Het prerogatief van de onnozelen.

Wij hebben die luxe niet. “Wir haben es nicht gewußt” gaat voor ons niet langer op. 

Wij zijn ervoor gewaarschuwd wat er gebeurt als je je ogen sluit, in plaats van de duivel recht in zijn gezicht te kijken. 

Wij hebben niet de luxe om te doen of onze neus bloedt, terwijl opnieuw een monster haar vleugels uitslaat en dit keer een schaduw werpt over de hele wereld. 

Wij zijn geworpen in een wereldwijde strijd, die echter met andere middelen wordt gevochten, dan met pantserstaal en gloeiend lood. 

Een strijd waarin ieder gewelddadig verzet averechts werkt en alleen de tirannen aan meer munitie helpt. Een oorlog waarin zelfs de kleinste vorm van agressie tot een Rijksdagbrand zal worden opgeblazen. 

Informatie, dat is het wapen van keuze. En ons geweten is het slagveld. 

Ons Goddelijke licht is hun oorlogsbuit. 

Oprukken door modder en land afpalen met prikkeldraad is niet het doel van deze strijd, maar twijfel, angst en angst zaaien in onze breinen. Het afstompen, tot willoze slaaf maken met wet en woord, het streven. Het doven van het vuur. 

Trollen, injecties, apps, en QR controleurs verdelen het krankzinnige slagveld van hoop en vrees. 

Hun pandemie is het strijdgas dat nog steeds door zoveel huizen kringelt, mensen verlamt, verdeelt en hypnotiseert en mensen ziende blind maakt. Het gifgas dat zovelen verlamt, die de angst allang voorbij zijn, maar zo moedeloos of medeschuldig heeft gemaakt, dat ze geen andere mogelijkheid zien dan mee te marcheren op de doodlopende weg naar een zekere horigheid.

Wij maken een nieuw soort oorlog mee, waarin verzet wordt verzwakt van binnenuit, door mensen en gemeenschappen tegen elkaar op te zetten; een satanisch schimmenspel waarin de kracht van de menselijke geest wordt gebroken tegen de rotsen van elkaars ongeloof. 

En toch ligt precies daar, in de kracht van onze menselijke geest, de kracht waarmee we dit monster gaan overwinnen. 

Zovelen van ons hebben nog het licht, dat zij niet kunnen doven, hoe hard ze ook blazen. Dat vuur moet oplaaien, vonken en naar elkaar overslaan. 

Stop met opkijken naar vijandige instanties, bedelen om fooien bij het rijk of wachten op menselijkheid bij duivels die kleine zeiknatte kinderen in hun zwembroekje de Novemberochtend in jagen omdat hun ouders geen QR code hebben. 

Stop met wachten tot social media figuren of politici jouw problemen gaan oplossen. Ga op zoek naar elkaar. Leg lijnen, vorm groepen, vind kracht bij echte mensen. 

Wij moeten dit zelf doen.

Ga samen wandelen of sporten. Geef elkaar werk. Vorm nieuwe bedrijven, nog voor de ontslagbrief op de mat valt. Zoek nieuwe manieren om aan voedsel en warmte te komen. Koop bij goede winkels en boerderijen en help elkaar de vloek van uitsluiting te verzachten. 

Breek de grenzen van jong en oud, van rijk en arm, van Moslims en Christenen. In deze strijd staan vrije mensen schouder aan schouder onder één hemel.

Begin vandaag. 

Zij rekenen op onze verdeeldheid. 

Wij rekenen op elkaar.  

 JAN BENNINK