Auteur: Holman Jenkins.

Vertaling: Martien de Wit.

Barack Obama is een van de velen die hebben verklaard dat er sprake is van een “epistemologische* crisis”, waarbij onze samenleving haar greep op iets dat waarheid heet, aan het verliezen is.

Het zal dus interessant zijn hoe hij en andere Democraten zullen reageren op een boek van Steven Koonin, die hoofdwetenschapper was van het Obama Energy Department. Koonin keert zich niet tegen de huidige klimaatwetenschap, maar tegen dat wat de media, politici en activisten over de klimaatwetenschap zeggen, hetgeen zo ver is afgedreven van het contact met de werkelijke wetenschap dat het absurd en aantoonbaar onjuist is.

Dit is niet een totaal onschuldig afdrijven, benadrukt hij in een video-interview vanuit zijn huis in Cold Spring, N.Y. In 2019 beweerde een rapport van de voorzitters van de National Academies of Sciences dat de “omvang en frequentie van bepaalde extreme gebeurtenissen toenemen.” Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties, dat geacht wordt de beste wetenschap te bundelen, zegt dat al dergelijke beweringen met “weinig vertrouwen” moeten worden behandeld.

In 2017 beweerde het speciale klimaatwetenschappelijke rapport van de Amerikaanse regering dat in de zuidelijkste 48 staten “het aantal hoge temperatuurrecords van de afgelopen twee decennia veel groter is dan het aantal lage temperatuurrecords.” Bij nader inzien komt dat omdat er sinds 1900 geen toename is van het aantal nieuwe records, maar alleen een afname van het aantal nieuwe records.

Koonin, 69 jaar, en ik zijn het eens over de vierde Amerikaanse nationale klimaatrapportage van 2018, die in het tweede jaar van Donald Trump werd gepubliceerd en die gebaseerd was op zulke overdreven ‘worst-case’ emissies en temperatuurprognoses dat zelfs klimaatactivisten erdoor werden gechoqueerd (een opstand die tot op de dag van vandaag voortduurt). “Het rapport is meer geschreven om te overtuigen dan om te informeren,” zegt hij. “Het is vermomd als objectieve wetenschap, maar is geschreven als – nou ja, ik gebruik het woord: propaganda.”

Koonin is een in Brooklyn geboren wiskundige en theoretisch natuurkundige, een product van New York’s selecte  Stuyvesant High School. Zijn ouders, die samen minder dan een jaar op de universiteit hadden gezeten, wisten in 1968 precies hoe ze met een buitengewoon getalenteerde en gemotiveerde jongeman moesten omgaan: Wil je op je 16e het land doorkruisen naar Caltech? (California Institute for Technology) “Wat je ook denkt dat goed is, ga je gang,” zeiden ze tegen hem. “Ik wilde weten hoe de wereld in elkaar steekt,” zegt Koonin nu. “Ik wilde natuurkunde doen sinds ik 6 jaar oud was, toen ik nog niet wist dat het natuurkunde heette.”

Hij zou bijna drie decennia lang lesgeven aan Caltech, waar hij verantwoordelijk was voor het opstellen van de wetenschappelijke agenda van een van de belangrijkste wetenschappelijke instellingen van het land. Gaandeweg stelde hij zich open voor de wereld buiten het lab. Hij werd al op jonge leeftijd gerekruteerd door het Institute for Defense Analyses, een non-profit groep die connecties heeft met het Pentagon, voor wat hij noemt “een zomerkamp voor de nationale veiligheid: ontmoetingen met generaals en mensen in het Congres, rondleidingen op installaties, en dat afsluiten op slagschepen”. De federale regering zocht naar “betrokkenheid” bij de opkomende wetenschappelijke elite van het land. Dat werkte.

Hij werd lid, en uiteindelijk voorzitter van JASON, een elite privé-groep die geclassificeerde en niet-geclassificeerde adviesanalyses geeft aan federale instanties. (De naam JASON is geen acroniem en komt van een personage uit de Griekse mythologie.) Hij raakte betrokken bij de koude-fusie controverse. Hij bemiddelde in een debat tussen particuliere en overheidsteams die meedongen naar het in kaart brengen van het menselijk genoom, over de vraag of de beoogde foutenmarge 1 op 10.000 moest zijn of dat 1 op 100 goed genoeg was.

Hij begon zaadjes te planten als institutionalist. Hij trad in dienst bij de oliegigant BP als hoofdwetenschapper, waar hij werkte voor John Browne, nu Baron Browne of Madingley, die het bedrijf had omgedoopt tot “Beyond Petroleum“. Met $500 miljoen van BP’s geld creëerde Koonin het Energy Biosciences Institute in Berkeley, dat nog steeds vooraanstaand is. De belangstelling van Koonin voor klimaatwetenschap groeide, “in de eerste plaats omdat het een prachtige wetenschap is. Het is het meest multidisciplinaire gebied dat ik ken. Het gaat van de isotopensamenstelling van microfossielen in de zeebodem tot en met het besturen van energiecentrales.”

Door zich te verdiepen in het mondiale energiesysteem raakte hij er ook van overtuigd dat de echte klimaatcrisis een crisis van politieke en wetenschappelijke integriteit was. Hij ging naar zijn baas en zei: “John, de wereld zal niet in staat zijn om de uitstoot genoeg te verminderen om veel verschil te maken.”

Koonin heeft nog veel Brooklyn in zich: een stevige lach, een gave om zich goed uit te drukken en om tot de kern van elke zaak door te dringen. Zijn gedachten lijken te worden beheerst door een allesomvattend realisme. Vandaar het boek dat volgende maand verschijnt, “Unsettled: What Climate Science Tells Us, What It Doesn’t, and Why It Matters.” (Onzeker: wat klimaatwetenschap ons vertelt, wat niet en waarom dat er toe doet)

Elke lezer zou baat hebben bij zijn vlotte, heldere rondleiding door de klimaatwetenschap, het beste dat ik tot nu toe heb gezien. Zijn rigoureuze ontleding van het bewijs zal je doen twijfelen aan de dwang van de politieke klasse om zekerheid te produceren waar zekerheid niet bestaat. Je zult gaan twijfelen aan het nut van voorspellingen voor de komende eeuwen, die claimen te weten hoe 1% verschuivingen in variabelen een wereldwijd klimaat zullen beïnvloeden dat we niet begrijpen en dat in niets lijkt op ook maar 1% precisie.

Zijn boek komt op een cruciaal moment. In zijn eerste nieuwe rapportage van de klimaatwetenschap in acht jaar zal het klimaatpanel van de VN, dat in 2007 samen met Al Gore de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, zich volgend jaar opnieuw uitspreken over een raadsel dat in 40 jaar niet verder is gekomen: Hoeveel opwarming kunnen we verwachten van een heel licht versterkt broeikaseffect?

Het panel zal naar verwachting meer dan 40 klimaatcomputersimulaties raadplegen – op zich al een bewijs van het onvermogen om één betrouwbaar model uit te kiezen. Erger nog, de modellen lopen uiteen en komen niet bij elkaar in de buurt zoals je zou hopen. Zonder gesleutel zijn ze het zelfs niet eens over de huidige gesimuleerde gemiddelde temperatuur aan het aardoppervlak – die varieert met 3 graden Celsius, driemaal de waargenomen verandering in de afgelopen eeuw. (Als u zich afvraagt waarom het IPCC zichzelf uitdrukt in termen van een temperatuur “anomalie” boven een basislijn, dan is dat omdat de modellen verschillende basislijnen produceren).

Koonin is een beoefenaar en groot fan van computermodellen. “Er zijn situaties waarin modellen fantastisch werk leveren. Nucleaire wapens, die modelleren we omdat we ze niet meer testen. En als Boeing een vliegtuig bouwt, maken ze eindeloos modellen, voordat ze ook maar iets van metaal gaan buigen.”

“Maar dat zijn veel meer gecontroleerde, technisch georiënteerde situaties,” voegt hij eraan toe, “terwijl het klimaat een natuurlijk fenomeen is. Dat doet wat het doet. En het is lastig te observeren. Je hebt lange, nauwkeurige observaties nodig om de natuurlijke variabiliteit te begrijpen en hoe het reageert op invloeden van buitenaf.”

Toch verschaffen deze modellen het grootste deel van ons inzicht in hoe het weer zou kunnen veranderen wanneer de uitstoot de CO2-component van de atmosfeer stijgt van 0,028% in pre-industriële tijden tot 0,056% later in deze eeuw. “Ik bouw al 45 jaar modellen en kijk toe hoe anderen modellen bouwen,” zegt hij. Klimaatmodellen “voldoen niet aan de standaard waaraan je je leven of zelfs je biljoenen dollars zou toevertrouwen.” Vooral jongere wetenschappers verliezen het verschil tussen werkelijkheid en simulatie uit het oog: “Zij zijn opgegroeid met de modellen. Ze hebben niet het soort wiskundige of natuurkundige intuïtie dat je krijgt als je dingen met potlood en papier moet doen.”

Dit alles is te horen van klimaatmodelleurs zelf, en van wetenschappers die meer in de ‘consensus geloven dan Koonin. Toch lijken de waarschuwingen niet gehoord te worden wanneer er plannen worden geopperd om biljoenen dollars uit te geven.

Voor de goede orde: Koonin is het ermee eens dat de wereld sinds 1900 met 1 graad Celsius is opgewarmd en deze eeuw nog eens met 1 graad zal opwarmen, waarmee hij zich dicht bij het midden van de ‘consensus’ bevindt. Noch hij, noch de meeste economische studies hebben iets in het verschiet zien liggen dat een snel en massaal afstappen van fossiele brandstoffen zou rechtvaardigen. Zelfs als China, India, Brazilië, Indonesië en anderen ervan zouden kunnen worden weerhouden welvaart na te streven.

Hij is een voorstander van geavanceerde kernenergie om uiteindelijk CO2-vrij basisvermogen te leveren. Hij ziet een mooie toekomst voor elektrische personenauto’s. “De belangrijkste reden is niet de uitstoot. Die emissies worden gewoon naar het elektriciteitsnet verschoven, en vervoer is sowieso slechts goed voor zo’n 15% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen. Er zijn andere voordelen: de lokale luchtvervuiling is veel minder en de geluidsoverlast is minder. Je zit in de file en al die zes- of viercilindermotoren trekken op en remmen weer af. Ze verbranden brandstof en doen gewoon helemaal niets goeds.

Maar dit zijn veranderingen waarvan het economisch niet zinvol is om die af te dwingen. Laat de technologie en de markten in hun eigen tempo werken. Het klimaat zal misschien blijven veranderen, in een tempo dat erg moeilijk is waar te nemen, maar de samenleving zal zich aanpassen. “Als soort zijn we erg goed in ons aanpassen.”

Het publiek gelooft nu dat CO2 iets is dat naar boven en beneden kan worden bijgesteld, maar ongeveer 40% van de CO2 die een eeuw geleden is uitgestoten, blijft in de atmosfeer. Elke opwarming die daardoor wordt veroorzaakt, komt langzaam aan het licht, dus elk voordeel van een vermindering van de uitstoot zou klein en ver weg zijn. Alles wat Koonin en anderen in de wetenschap zien, wijst op een langzaam, bescheiden effect, niet op een op hol geslagen opwarming. Als ze het mis hebben, hebben we sowieso geen instrumenten om toe te passen. Over tientallen jaren kunnen we misschien CO2 uit de atmosfeer halen tegen een redelijke prijs.

Hij is, behalve in de meest extreme omstandigheden, minder gecharmeerd van wat velen zien als de goedkopere, gemakkelijkere oplossing om het aërosoleffect, dat de opwarming door broeikasgassen al gedeeltelijk compenseert, te vergroten door deeltjes in de bovenste atmosfeer te injecteren. De politieke en praktische onzekerheden zijn groot. “Je zou het een of ander land of zelfs een individu kunnen laten doen. De beleidsgemeenschap begint daar nu pas mee te worstelen.”

Koonin rijdt niet in een elektrische auto. Hij rijdt in wat hij bij wijze van grap de officiële auto van Putnam County noemt, een Subaru Outback, terwijl hij en zijn vrouw de pandemie doorstaan in een bosrijke enclave langs de Hudson River. Een Audi die bedoeld was om hen en de hond terug te brengen naar New York City, waar hij het Center for Urban Science and Progress van de New York University begon en leidde, staat te verstoffen.

Koonin zegt dat hij wil dat kiezers, politici en bedrijfsleiders een accuraat overzicht krijgen van de wetenschap. Het maakt hem niet uit waar het debat in uitmondt. Toch worden zijn verwachtingen bepaald door een scherp gevoel voor de realiteit. Ik noem een paar namen en zeg dat ik nog nooit een serieus iemand met beoordelingsvermogen heb ontmoet die niet persoonlijk geringschattend deed over het idee dat de mensheid de CO2 wel even zal reguleren met andere middelen dan de doorgaans ongereguleerde vooruitgang van markten en technologie. Koonin knikt instemmend.

Hij heeft het over “zou kunnen”, “zou moeten” en “zal” – en wat er “zal” gebeuren is heel wat minder dan de elites, in antwoord op de huidige beloningsstructuren, doen voorkomen dat er zal gebeuren. Zelfs John Kerry, de klimaattsaar van Joe Biden, heeft onlangs toegegeven dat het “net-nul” klimaatplan van de heer Biden geen enkel effect op het klimaat zal hebben als de ontwikkelingslanden niet meedoen (en ze hebben er weinig voordeel van om dat te doen). Koonin hoopt dat er “een elegante uitweg voor iedereen” zal zijn om de impuls voor wereldwijde klimaatregulering “te zien veranderen in veel effectievere lokale milieuacties: smog, plastic, groene banen. Vergeet het mondiale aspect hiervan.”

Dit is een opvatting die breed wordt gedeeld, maar weinig wordt verwoord. Ten eerste zal de mainstream klimaatgemeenschap proberen zijn boek te negeren, zelfs als zijn uitgevers de TV-programmamakers bewerken in de hoop een klapper te maken. Daarna zal Koonin de lawine van scheldpartijen over zich heen krijgen die iedereen over zich heen krijgt die probeert enige praktische nuance aan te brengen in politieke discussies over het klimaat.

Hij voegt er lachend aan toe: “Mijn getrouwde dochter is blij dat ze een andere achternaam heeft.”

***

*) Epistemologie: kenleer, leer van de manier(en) waarop we tot betrouwbare kennis kunnen komen.

Bron hier.