Hoe Nederland zijn eigen energiebedrijven sloopte

Datum:
  • zondag 7 maart 2021
  • in
  • Categorie: ,
  •  Afgelopen week diende het Duitse energiebedrijf RWE een miljardenclaim in bij de Nederlandse overheid. 

    7-3-2021

    Hoe Nederland zijn eigen energiebedrijven sloopte

    Nederland heeft zijn energiemarkt in de uitverkoop gedaan bij buitenlandse bedrijven, die ons nu met miljardenclaims in een wurggreep houden. Na 25 jaar van dwaze energiepolitiek is het tijd om harde lessen te trekken, schrijft politicoloog Ron Stoop in een artikel voor EW Podium.

    Afgelopen week diende het Duitse energiebedrijf RWE een miljardenclaim in bij de Nederlandse overheid. RWE wil compensatie voor de sluiting van de kolencentrales die het in 2015 kocht op Nederlands grondgebied. De claim kan zomaar succesvol zijn, want Nederland zich heeft gecommitteerd aan een verdrag waarin is vastgelegd dat investeerders een compensatie kunnen krijgen als overheden het energiebeleid wijzigen.

    Een lange geschiedenis

    Ron Stoop (28) is politicoloog en schrijft stukken op het snijvlak van politiek, geschiedenis en economie. Hij houdt zich voornamelijk bezig met financiële markten, het publieke domein en de economische geschiedenis van Nederland en de westerse wereld.


    Dit is een artikel van EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week diverse artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het publieke debat.

    De vraag is: hoe heeft de Nederlandse regering zichzelf in deze benarde positie gemanoeuvreerd? En hoe heeft het überhaupt zover kunnen komen dat een buitenlands staatsbedrijf een van de grootste spelers op de Nederlandse energiemarkt is? Tijd voor een reconstructie van de ‘liquidatie’ van de Nederlandse energiebedrijven.

    Daarvoor moeten we ruim honderd jaar terug. De bekendste Nederlandse energiebedrijven (onder meer NUON, Essent, Eneco) kwamen allemaal voort uit fusies van kleinere, vaak regionale energiebedrijven. De meeste Nederlandse elektriciteitsbedrijven vonden hun oorsprong in het begin van de twintigste eeuw. Het model van stroomvoorziening op regionaal niveau was vrijwel de gehele twintigste eeuw de norm.

    Dit veranderde in 1996 door de EU-richtlijn 96/92/EG. Deze had betrekking op het voltooien van de Europese interne markt en formuleerde regels voor de liberalisering van de energiemarkt. ‘Keuzevrijheid’ en ‘gelijke toegang’ waren de sleutelwoorden. Diverse aanbieders van elektriciteit zouden makkelijker toegang moeten krijgen tot de Nederlandse energiemarkt. Het probleem was alleen dat veel Nederlandse energiebedrijven zowel aan productie als distributie deden. De bedrijven bezaten niet alleen de energiecentrales, maar ook het leveringsnetwerk. Dit was volgens de regering een inbreuk op het ‘keuzevrijheid’-principe.

    Nederland reageerde op deze richtlijn met de Elektriciteitswet van 1998. Hierin werden de principes van de richtlijn tot nationale wet gemaakt. Het zuidelijke PNEM/MEGA en het noordelijke EDON besloten op basis hiervan te fuseren tot Essent. Om aan het principe van ‘gelijke toegang’ te voldoen werd er een dochteronderneming opgezet: Essent Netwerk BV. Dit was een aparte tak van het bedrijf die het netbeheer zou verzorgen. Andere Nederlandse energiebedrijven deden hetzelfde. De bedrijven waren nu juridisch gesplitst, maar praktisch nog steeds een geheel.

    Dat was niet genoeg, zo vonden de Nederlandse regeringspartijen (CDA, VVD en D66) in 2006. De onderdelen moesten volledig worden opgesplitst. Om dit te regelen kwamen zij met de Wet onafhankelijk netbeheer, in de volksmond ook wel de ‘Splitsingswet’. Een kernthema was het ‘groepsverbod’, dat inhield dat Nederlandse energiebedrijven het energieproductie- en distributiedeel moesten opsplitsen. Zij hadden tot uiterlijk 2011 om hun leveringsactiviteiten in een aparte onderneming onder te brengen.

    Zwakke positie voor Nederlandse bedrijven

    Daar ontstond een probleem: de splitsing verzwakte de positie van de Nederlandse bedrijven. Juist de combinatie van leveringsnetwerk en productie had de bedrijven winstgevend gemaakt. Zonder het bezit van het netwerk zouden de bedrijven bijna zeker verlies draaien. Hun hevige protest was vergeefs. Alle bedrijven werden opgedeeld in productie- en distributieondernemingen.

    Hiermee ging Nederland veel verder dan de EU-richtlijn voorschreef. Het braafste jongetje van de klas had zijn eigen bedrijven in de steek gelaten. Dit was natuurlijk een uitgelezen kans voor grote buitenlandse concerns om de Nederlandse markt te betreden.

    En zo geschiedde: Essent werd in 2009 verkocht aan het Duitse RWE. Dit bedrijf was overigens wel gewoon ‘geïntegreerd’ (met zowel productie- als leveringscapaciteit) en was in handen van de Duitse staat, een aantal Duitse gemeenten en private beleggers.

    In de uitverkoop

    Ook NUON kwam in handen van een buitenlandse speler: het Zweedse Vattenfall, dat voor 100 procent bezit was van de staat. Vattenfall kocht eerst een belang van 49 procent in 2009, om daarna, in 2012, het hele bedrijf over te nemen. Ook Vattenfall was een ‘geïntegreerd’ bedrijf, met bezittingen in Zweden, Finland, Denemarken, Duitsland en Nederland. Dit rijtje werd afgesloten met de verkoop van Eneco in 2019 aan het Japanse conglomeraat Mitsubishi, dat zocht naar een ingang op de Europese energiemarkt.

    Lees ook deze column van Simon Rozendaal over het Stroomnet: Ook spelers op de bank moet je betalen

    Vijfentwintig jaar na de eerste EU-richtlijn is het energielandschap in Nederland ingrijpend veranderd. Inmiddels zijn we als land ernstig verzwakt als het om ons energiebeleid gaat. Onze productiecapaciteit is grotendeels in buitenlandse handen en onze beleidsruimte wordt beperkt door bedrijven die dreigen met rechtszaken en forse boetes.

    Een harde les voor de toekomst

    De afloop van de rechtszaak van RWE tegen de Nederlandse staat is nog onduidelijk. Maar zelfs als RWE bakzeil haalt, dan verandert dat niets aan de schamele staat van het Nederlandse energielandschap na 25 jaar van politieke dwaasheid. We kunnen hooguit hopen dat deze harde les in de toekomst voorkomt dat Nederland nog eens zomaar een publieke voorziening in de uitverkoop doet.


    ELSEVIER

    0 reacties :

    Een reactie posten