Laboratoria vs de staat: ‘Het OMT streed tegen concurrentie, niet tegen corona’

Datum:
  • dinsdag 7 juli 2020
  • in
  • Categorie:
  • Een Duits laboratorium, zijn Nederlandse partner en een groep huisartsen stonden vorige week vrijdag in de rechtbank tegenover de staat, de gemeente Amsterdam en alle GGD’s.


    Eelke van Ark 7-7-2020
    De labs eisten gelijke behandeling met Nederlandse laboratoria. Volgens de staat was er nooit sprake geweest van ongelijke behandeling, ook al bleven duizenden coronatesten vanaf begin april ongebruikt.
    ‘Het is treurig dat het zover moest komen dat we hier in de rechtszaal tegenover elkaar staan.’ Klinisch chemicus Albert Zwart, oprichter en eigenaar van laboratorium U-Diagnostics/HetHuisartsenlab, maakte vrijdag in de rechtbank in Utrecht gebruik van de gelegenheid om zijn zegje te doen, tot besluit van het kort geding dat zijn bedrijf tegen de staat, de GGD’s en de gemeente Amsterdam had aangespannen.
    ‘Toen in maart duidelijk werd dat Nederland tekort had aan coronatesten, heb ik geïnformeerd of onze Duitse samenwerkingspartner Labor dr. Wisplinghoff capaciteit voor ons kon vrij maken.’ Dat lukte: het Duitse lab kon per direct duizenden testen per dag leveren. Hoewel het enige moeite kostte om die testen aan te bieden bij het RIVM, werden ze uiteindelijk begin april gevalideerd. Zwart: ‘Toen dacht ik: nu gaat het gebeuren. Maar er gebeurde niets. Terwijl zich bij ons verpleeginstellingen meldden die stonden te springen om hun personeel te laten testen.’
    Door de manier waarop het testbeleid werd ingericht, vielen U-Diagnostics en haar Duitse partner buiten de boot, stellen ze
    Waarom maakte de overheid via de GGD’s geen gebruik van de honderdduizenden coronatesten die U-Diagnostics vanaf eind maart aanbood? Het laboratorium en zijn Duitse partner stelden afgelopen vrijdag tegenover de rechter dat zij van de markt werden geweerd door de Nederlandse concurrentie – te weten: de verenigde medische microbiologen en medische microbiologische laboratoria – die sterk vertegenwoordigd is in de organen die het testbeleid bepalen; de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit (LCT) en het Landelijke Coördinatieteam Diagnostische Keten (LCDK).
    Door de manier waarop die vertegenwoordigers het testbeleid inrichtten, bleven U-Diagnostics en haar Duitse partner buiten beeld, stellen zij, en bleek het tot op heden niet mogelijk voor huisartsen om de testen van het Duitse lab vergoed te krijgen via het budget voor openbare gezondheid (OGZ). Dat is volgens de labs en een aantal huisartsen in strijd met artikel 56 en 57 van het het Werkingsverdrag voor de Europese Unie, dat toeziet op het vrije verkeer van diensten binnen Europa. Ook zou het verbod op discriminatie naar nationaliteit uit dat verdrag ermee worden overtreden. De eisen van de laboratoria: aanpassing van de website van het RIVM zodat tussen de verschillende laboratoria geen onderscheid meer wordt gemaakt, financiering van de Duitse testen uit het OGZ-budget toestaan, en gelijke behandeling met de Nederlandse labs.

    ‘Op de stoel van de overheid’ 

    Nadat minister Hugo de Jonge eind maart het coronadossier overnam en zich ten doel stelde om het aantal coronatesten op te schroeven, gaf hij de verantwoordelijkheid daarvoor in belangrijke mate uit handen, stelden advocaten Jurjen de Korte en Geertjan van Oosten van U-Diagnostics en Labor dr. Wisplinghoff. Dat begon met de oprichting van het LCT, waarvan de Taskforce Diagnostiek en het LCDK deel uitmaken. Voorzitter van de Taskforce Diagnostiek is arts-microbioloog Ann Vossen, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie. Als lid van het Outbreak Management Team (OMT) adviseerde zij het ministerie van VWS over het beleid. De voorzitter van het LCDK is microbioloog Edwin Boel, tevens voorzitter van de brancheorganisatie Vereniging Medisch Microbiologische Laboratoria (VMML).

    Volgens advocaat De Korte zette de minister hiermee in feite twee directe concurrenten van U-Diagnostics op de stoel van de overheid. Vossen en Boel zorgden er volgens hem voor dat U-Diagnostics en zijn Duitse partner tot op heden geen testopdrachten vanuit de GGD’s kregen en niet op dezelfde voet als de Nederlandse laboratoria werden behandeld. 
    Hoe kwam die achterstelling tot stand? In eerste instantie door U-Diagnostics en Labor dr. Wisplinghoff op de website van het RIVM aan te merken als ‘niet-medisch microbiologisch lab’. Later werd deze diskwalificatie van de website verwijderd, maar de vervangende verwijzing was volgens De Korte niet veel beter. Er werd verwezen naar de Raad van Accreditatie om te kunnen zien welke medisch microbiologische labs erkend waren in Nederland. Maar daar hoort U-Diagnostics niet bij – het is immers een klinisch chemisch lab en geen medisch lab. Samenwerkingspartner Labor dr. Wisplinghoff, dat de testen uitvoert, is wél een medisch lab, alleen niet in Nederland geaccrediteerd maar in Duitsland. ‘Geen enkele arts of GGD zal dan tot de conclusie komen dat het toegestaan is om op kosten van het OGZ-budget de test door Wisplinghoff/U-Diagnostics te laten uitvoeren,’ aldus De Korte.
    De vorm van samenwerking van de twee labs is uniek, zou dat de verwarring kunnen verklaren? Nee, vindt De Korte; hij verwees naar diverse uitspraken van Ann Vossen en de directeur van haar vereniging NVMM, waaruit zou blijken dat zij het Duitse lab bewust meden. Zo stelde de NVMM een kwaliteitsdocument op voor het testen op corona, waarin staat: ‘Gezien de globale schaarste mag er niet blind van worden uitgegaan dat de in niet-Nederlandse MML (bijvoorbeeld in Duitsland) gebruikte test kwalitatief voldoet. Zonder dringende noodzaak zouden deze partijen niet moeten worden betrokken bij de COVID-19 diagnostiek.’

    ‘Wij gaan liever voor de kwaliteit die onze 50 afzonderlijke labs kunnen leveren. We willen in Nederland geen testfabrieken’

    Tegen de NOS zei Vossen eind mei: ‘In een land als Duitsland konden ze al sneller veel testen, doordat ze daar vooral gebruik maken van maar een paar grote laboratoria. Wij gaan liever voor de kwaliteit die onze 50 afzonderlijke labs kunnen leveren. We willen in Nederland geen testfabrieken.’

    De Korte verwijst verder naar een opmerking van Vossen in een schrijven aan de NVMM-leden op 5 apri; daarin zegt ze dat ze, zodra er nieuwe laboratoria aan de testcapaciteit worden toegevoegd, zal blijven strijden dat de medische microbiologische labs ook dan ‘in de lead’ blijven: ‘Kortom, zij voert strijd tegen concurrentie, niet tegen het coronavirus’. 

    Follow the Money sprak in mei met NVMM-directeur Margot Kusters, Van Oosten haalde ook dat artikel aan: Kusters bevestigde erin dat men liever met Nederlandse laboratoria werkt. Ook benadrukte ze dat het Nederlandse U-Diagnostics geen medisch lab is, en dat het Duitse lab voor de NVMM niet te controleren zou zijn. ‘Dat het Duitse lab, waar de testen uitgevoerd worden, wél de juiste ISO-certificering heeft, maakt volgens Kusters niet uit. “Wij hebben contact met het Nederlandse bedrijf. Of het laboratorium in Duitsland aan onze standaarden voldoet, weten wij niet.”

    Nederlandstalige microbiologen 

    Eenzelfde redenering had de staat aangevoerd in haar conclusie van antwoord: het Duitse lab is niet gehouden aan Nederlandse wet- en regelgeving. ‘Dat is direct in strijd met de notie van het vrije verkeer van diensten in Europa,’ betoogde De Korte, ‘Uiteraard is een Europese dienstverlener aan de Nederlandse wet gebonden wanneer de dienst hier wordt aangeboden.’ 

    Waarom moesten labs die coronatesten uitvoeren, een Nederlandstalige medisch microbioloog in dienst hebben?

    Een ander voorbeeld van discriminatie jegens het Duitse lab was volgens De Korte de kwaliteitseis dat labs die coronatesten uitvoeren, een Nederlandstalige medisch microbioloog in dienst moeten hebben. Die eis kreeg U-diagnostics toegestuurd, direct na toelating van het Duitse lab. De kwaliteitseis werd ook door VWS in een informatiebericht van 17 april opgenomen. Margot Kusters van de NVMM meldde aan FTM dat dit een ‘logische’ eis was: indien nodig moest zo’n microbioloog de interpretatie van de uitslagen kunnen geven, kunnen communiceren met zorgverleners en eventueel tekst en uitleg geven. Maar aan een test die slechts uitwijst of een patiënt al dan niet corona heeft, valt verder niets te interpreteren, aldus De Korte. Bovendien is de voertaal in de medische wereld Engels, waarom zou die taal niet volstaan voor communicatie? ‘Het zou net zo logisch zijn te eisen dat in het Reto-Romaans moet kunnen worden gefilosofeerd over de diepere betekenis van de kleuren rood en groen.’

    ‘Zo werkt het niet, in de commercie’ 

    De Nederlandse staat, de GGD’s en de gemeente Amsterdam waren unaniem in hun voornaamste verweer: van ongelijke behandeling is nooit sprake geweest. ‘Het is feitelijk zo dat U-diagnostics zich pas begin april tot VWS heeft gewend, zij moest toen nog gevalideerd worden. Dat is gebeurd; U-Diagnostics en Labor dr. Wisplinghoff zijn vervolgens toegelaten als lab dat op Covid-19 kon testen,’ stelde advocaat Karlijn Teuben namens de staat: ‘Op het moment dat dat gebeurde, was er voldoende testcapaciteit beschikbaar voor het toen geldende testbeleid. Het beeld dat hier geschetst wordt klopt dus niet.’

    Kortom: de Duitse testen waren simpelweg niet nodig; er was immers steeds voldoende testmateriaal. De sleutelpassage is hier overigens wel ‘het toen geldende testbeleid’ – achteraf werd duidelijk dat in die periode met name zorgpersoneel meer getest had moeten worden, en dat dit slachtoffers had kunnen schelen

    De GGD’s stellen dat zij überhaupt niet de vrijheid hebben om laboratoria uit te sluiten

    Dat er door de GGD’s geen gebruik werd gemaakt van de Duitse testen heeft volgens Teuben niets te maken met uitsluiting, alleen met de van tevoren opgestelde fasering waarin verschillende labs zouden gaan meedoen. Eerst de twee pandemielabs: de laboratoria van het Erasmus MC in Rotterdam en het RIVM-lab in Bilthoven. Vervolgens de zogenaamde ‘opschalingslabs’ en tot slot pas de andere laboratoria die waren toegelaten tot de testcapaciteit, waaronder U-diagnostics. Teuben wijst erop dat ook niet alle Nederlandse labs volledig werden benut. 

    De gemeente Amsterdam was met de lokale GGD gedaagd omdat zij U-Diagnostics weliswaar een vergunning voor een testlocatie in de stad had verleend, maar tegelijkertijd eiste dat testopdrachten uitsluitend via de GGD Amsterdam zouden lopen. En die opdrachten bleven uit. Advocaat Jan Hein Meerburg wijst echter op de aanstaande aanbesteding door de gemeente voor testlocaties: ‘Elk ter zake kundig bedrijf is welkom om te gaan testen. Dit kort geding is wat de gemeente Amsterdam betreft dan ook prematuur: pas wanneer U-diagnostics uitgesloten wordt van zo’n aanbesteding is het moment aangebroken om te procederen.’

    De GGD’s stellen dat zij überhaupt niet de vrijheid hebben om de twee laboratoria uit te sluiten; zij zijn immers gebonden aan orders van bovenaf. Advocaat André Lieshout: ‘Vanuit het ministerie van VWS is een structuur opgezet waarin het LCDK vanuit de LCT verantwoordelijk is gemaakt voor het testbeleid. Op grond daarvan bepaalt het LCDK waar de monsterafname plaatsvindt. Per 1 juli is een stroomschema van kracht. Het is niet de bedoeling om als GGD daarvan af te wijken. Het is zaak dit centraal zo efficiënt mogelijk in te richten.’

    Volgens Lieshout hadden de gezondheidsdiensten dat zelf ook graag anders gezien: ‘De GGD’s zijn door die vergaande regiefunctie van het LCDK overvallen, want zij hadden al bestaande contractrelaties met laboratoria.’ Als de rechter informeert of die bestaande relaties nu benut worden, antwoorden de GGD’s dat dit meestal inderdaad gebeurt.

    Aan tafel

    Waar alle gedaagden hun vraagtekens bij zetten, was de eis van U-Diagnostics en Labor dr. Wisplinghoff om de testen eerlijk – naar rato – te verdelen over de laboratoria. Hoe moesten ze daaraan voldoen? Ook de rechter vroeg zich af hoe de laboratoria zich die ‘eerlijke behandeling’ precies voorstelden.

    ‘Het gaat er vooral om dat we ook toegang krijgen tot die tafel,’ zei De Korte. ‘Dat het LCDK bijvoorbeeld een afweging maakt op basis van prijs, in combinatie met de andere factoren die zij meewegen in het verdelen van de capaciteit. Als de afweging maar niet gemaakt wordt op basis van het gegeven dat Labor dr. Wisplinghoff in Duitsland is gevestigd.’

    De uitspraak wordt op vrijdag 10 juli verwacht.

    Follow The Money


    0 reacties :

    Een reactie posten