Een bijdrage van André Bijkerk. 
Vandaag herdenken we de 75ste verjaardag van de invasie in Normandië, D-day, die uiteindelijk leidde tot de bevrijding van West-Europa en beëindiging van de Tweede Wereldoorlog.
Het is echter geen gemeengoed, hoe het tot die datum van 6 juni 1944 was gekomen. Die datum was meteorologisch gezien de dag met de grootste kans op goed weer. Maar waarom niet 6 juni 1943?
De keerpunten in de oorlog, de slagen om Stalingrad en Midway, waren beslecht en de situatie in Noord Afrika was praktisch onder controle, in het voorjaar van 1943. Stalin pleitte vurig voor een tweede front en Churchill en Roosevelt stonden gepassioneerd te popelen om zo snel mogelijk onze vrienden-medewesterlingen te bevrijden van de boze vijand in Europa.

Alan Brooke.
De Britse militaire opperbevelhebber Alan Brooke, de belangrijkste adviseur van Churchill bestudeerde de diverse invasie-scenario’s echter zorgvuldig. Hij concludeerde dat een voortijdige invasie waarschijnlijk in het honderd zou lopen. De slag om de Atlantische oceaan was nog in volle gang, begin 1943, waardoor de Britse eilanden door de Nazi U-boten praktisch geïsoleerd waren. De essentiële aanvoer van troepen en versterkingen werd daardoor ernstig bedreigd. Bovendien zouden de terugtrekkende Duitse troepen uit Noord Afrika en Rusland snel opnieuw kunnen worden ingezet in west Europa om die invasie het hoofd te bieden. In redelijkheid kon men aan zien komen dat er grote risico’s waren voor een te vroege actie. Mislukking van die invasie zou tot catastrofale gevolgen leiden. 
We danken onze huidige vrijheid daarom in eerste instantie aan het strategische meesterplan van Alan Brooke, die ondanks hoog oplopende emoties zijn politieke superieuren tot rede en geduld kon overtuigen. En in tweede instantie aan Churchill en Roosevelt die hun passie en enthousiasme wisten te bedwingen. Rede over passie, met zorgvuldige scenario-analyse en objectieve risico-inschatting Dat was de belangrijkste les voor de overwinning.
Maar hebben we hier wel iets van geleerd? Neem bijvoorbeeld de huidige klimaat- en energie-oorlog. Hebben we wel alle scenario’s en bijbehorende risico’s zorgvuldig en objectief geanalyseerd of staan we gepassioneerd te popelen om het klimaat zo snel mogelijk te ‘redden’ met de energietransitie?
Feitelijk zijn er voor de diverse scenario’s meerdere hoofdvariabelen: klimaat wel of niet ernstig gevoelig voor CO2-concentraties, energietransitie wel of niet technisch haalbaar en economisch succesvol, reserves aan fossiel brandstof wel of niet spoedig uitgeput. En wat is de rol van kernenergie?
Deze variabelen leiden tot een veelheid van scenario’s waarvan er momenteel slechts één domineert: klimaat ernstig verstoord door CO2, energietransitie haalbaar en betaalbaar, fossiele reserves spoedig uitgeput en kernenergie niet acceptabel.
Maar wat nu, als het klimaat niet ernstig gevoelig is voor CO2, of als de energietransitie mislukt omdat ze niet haalbaar of betaalbaar blijkt, of als fossiele reserves genoeg tijd opleveren om een geleidelijke aanpassing door te voeren of als kernenergie objectief gezien wel een aanvaardbaar en betrouwbaar alternatief blijkt te zijn? Hebben we die beslissing tot het eerste scenario wel echt objectief genomen?
Men kan zich afvragen in hoeverre dit meer op passie dan op rede is gebaseerd net zoals een denkbeeldig te vroege invasie in de Tweede Wereldoorlog.
Waar is onze Alan Brooke? Is het niet tijd om toch alle scenario’s objectief te verkennen en om passie te onderdrukken om te verhinderen dat onze kinderen en kleinkinderen in de kou komen te staan?
Rede boven passie!
Met dank aan Arnold Fellendans.