Provincies: windmolens gaan het niet redden

Datum:
  • dinsdag 3 maart 2015
  • in
  • Categorie: , , ,


  • Een grote meerderheid van de provinciebestuurders gelooft niet dat het zal lukken de komende vijf jaar voldoende windmolens te plaatsen om de doelstellingen voor duurzame energie en de uitstoot van broeikasgassen te halen. 

    Dat blijkt uit een enquête van de Volkskrant onder Statenleden, waarop 179 provinciebestuurders hebben gereageerd.




    Slechts 30 Statenleden (17 procent) denken dat hun provincie de gemaakte afspraken over extra windmolens voor 100 procent zal kunnen nakomen. Belangrijkste redenen hiervoor zijn verzet van burgers; onvoldoende draagvlak; de noodzaak van subsidies en 'grote verdienste van enkele ondernemers'; onvoldoende geschikte locaties, maar ook 'lobby van gevestigde energiebelangen', aldus de reacties.

    Windenergie is een van de weinige gevoelige beleidsonderwerpen waarop provincies een hoofdrol spelen. In het Energieakkoord in 2013 is afgesproken dat de provincies in samenwerking met het Rijk locaties zullen aanwijzen voor de noodzakelijke uitbreiding van windenergie op land. Die moet in 2020 een vermogen hebben van 6.000 megawatt; drie keer zoveel als in 2013.

    Gemiddeld zijn Statenleden in Noord-Brabant (47 procent), Gelderland (52 procent) en Limburg (55 procent) het meest negatief over het realiseren van de afgesproken windcapaciteit. Geluiden van tegenstanders worden volgens sommige provinciebestuurders te serieus genomen en verzanden in langdurige en taaie procedures.
    Windenergie is een van de weinige gevoelige beleidsonderwerpen waarop provincies een hoofdrol spelen

    Bezwaar



    'Sommige partijen willen alleen maar windmolens plaatsen als de burgers die in de buurt wonen geen bezwaar maken', zegt een PvdA-Statenlid Mijnke Bosman in Gelderland. Een CDA-bestuurder in Noord-Brabant: 'Het draagvlak bij inwoners in de windturbineregio is bar slecht. Er wordt volop bezwaar gemaakt en geprocedeerd tot in hoogste instantie.'

    Politieke voorkeur speelt bij het hoog of laag inschatten van de kansen voor windmolens geen doorslaggevende rol; voor- en tegenstanders zijn in de provincies verdeeld over diverse partijen. 'Maar de anti-windlobby is bijzonder goed georganiseerd. Hier in Friesland ben je bijna een landverrader als je voor bent', zegt GroenLinks Statenlid Joop van der Heide.

    Een kleine minderheid van de provinciebestuurders, vooral van (ex-)PVV, ouderenpartijen en enkele VVD'ers, verklaart zich in de enquête fel tegen windenergie. 'Die is inefficiënt, slurpt subsidie, werkt niet en is het koekoeksjong van een verder broodnodige energietransitie', zegt bijvoorbeeld VVD-statenlid Chris van den Bosch in Gelderland.

    Bestuurders in Flevoland daarentegen zijn uitgesproken optimistisch. Zij achten de kans dat de windplannen in hun provincie volledig zullen worden gerealiseerd, bijna 100 procent. Hun politieke herkomst is divers: VVD, PvdA, SGP, ChristenUnie en 50Plus. De positieve stemming in Flevoland is opmerkelijk, omdat de provincie veruit de grootste doelstelling heeft voor nieuwe windturbines.

    75 procent kans op succes





    Tot 2020 moet in Flevoland 1.390 megawatt aan windenergie worden bijgeplaatst; vijftien keer zo veel als in Limburg en ruim anderhalf keer zo veel als in de provincie Groningen, die de op één na grootste doelstelling heeft (855 MW). Ook in andere provincies met een relatief hoge doelstelling zoals Noord-Holland, Drenthe, Friesland en Groningen worden de kansen op succes relatief hoog ingeschat; gemiddeld op ongeveer 75 procent.

    Omdat veel bestaande windmolens worden gesaneerd of vervangen door grotere, wordt tot 2020 ongeveer vier- tot vijfduizend megawatt vermogen (her)opgebouwd. Dat komt neer op ongeveer 1.500 windturbines.

    Het energieakkoord voorziet daarnaast in een uitbreiding van windcapaciteit op zee met 3.450 megawatt; iets meer dan de helft van wat op land moet worden gerealiseerd. In 2023 moeten windmolens op land en zee voor ongeveer 8 miljoen huishoudens duurzame energie opwekken.

    Oud VVD-minister Ed Nijpels, die de uitvoering van het Energieakkoord bewaakt, vindt dat provinciebestuurders zich niet moeten verschuilen achter een gebrek aan draagvlak bij de bevolking. 'Dat is een vluchtheuvel voor bange politici of een legitimatie om je niet te houden aan afspraken.' Provincies die alle afgesproken procedures zorgvuldig volgen, zullen procedures van bezwaarmakers volgens hem zeker winnen. 'Ik ga ervan uit dat de provinciale bestuurders waarmaken wat ze hebben beloofd.'

    De Volkskrant

    _____________________________________________________________________

    PvdA coryfeeën: “Windenergie weggegooid geld” 


    Nieuw energiebeleid zonder zwaar gesubsidieerde windparken

    Willem Vermeend en Rick van der Ploeg
    De economen Willem Vermeend en Rick van der Ploeg pleiten in De Financiële Telegraaf voor een nationaal energieakkoord waarin bij duurzame energie de nadruk wordt gelegd op zonne-energie in de vorm van regionale en lokale energieparken waarmee zonnestroom wordt opgewekt. Voorstellen voor de aanleg van zwaar gesubsidieerde windparken in de Noordzee op kosten van de portemonnee van burgers moeten door het kabinet worden afgewezen. Dat geldt ook voor windparken op land. Omdat met duurzame energie niet kan worden voorzien in onze energiebehoefte zal bij fossiele brandstoffen de nadruk moeten liggen op gas. De vervuilende kolencentrales moeten volgens Vermeend en Van der Ploeg zo snel mogelijk gesloten worden.
    Een zwabberend beleid
    Binnen de Sociaal Economische Raad (SER) wordt druk onderhandeld over een nationaal energieakkoord. Doel is een maatschappelijk breed gedragen afspraak over een vergroening van de Nederlandse energiehuishouding. Het aandeel duurzame energie moet groeien van ruim 4% nu tot 16% in 2020. Bij duurzame energie gaat het vooral om windenergie, zonne-energie en biomassa. Daarnaast moeten huishoudens en bedrijven veel meer energie gaan besparen. Een nieuw energiebeleid is dringend noodzakelijk. Het tot op heden gevoerde beleid is een lappendeken aan regelingen, zoals energieheffingen, subsidies, fiscale aftrekposten en ingewikkelde milieuvoorschriften, die om de haverklap worden gewijzigd of afgeschaft.
    De afgelopen twintig jaar is er sprake geweest van een zwabberend milieu- en energiebeleid. Daardoor zit Nederland nu in de Europese bezemwagen als het gaat om duurzame energie. Maar ook opgescheept met een overschot aan vervuilende kolencentrales. Het is hoog tijd voor een effectief en toekomst gericht energiebeleid. Die noodzaak wordt onderstreept door het opraken van onze aardgasvoorraden. De voordelen van vergroening zijn groot. Minder luchtverontreiniging, minder uitstoot van broeikasgassen, zoals CO2, minder afhankelijkheid van onberekenbare buitenlandse gasleveranciers en extra werkgelegenheid in de milieu- en energiesector.
    Beperkte effectiviteit nationaal beleid
    Omdat dit beleid sterk wordt beïnvloed door ontwikkelingen binnen Europa en zelfs de Verenigde Staten moeten we de betekenis daarvan niet overschatten. Bovendien is het Europese beleid op dit vlak volledig mislukt. Het systeem van emissiehandel (ETS) verkeert in zwaar weer en functioneert niet meer. Internationale klimaatafspraken waarop Brussel had ingezet, zijn niet van de grond gekomen. De Europese veronderstelling dat gas en olie snel zouden opraken en veel duurder zouden worden, is niet uitgekomen. Daarnaast gaan lidstaten hun eigen gang en heeft de schaliegasrevolutie in de VS de energiewereld op zijn kop gezet. De SER ontkomt er niet aan om met deze ontwikkelingen uitdrukkelijk rekening te houden.
    Naar een nieuw energiebeleid
    Over de noodzaak van energiebesparing is iedereen het wel eens. De voordelen zijn groot: minder gebruik van fossiele brandstoffen, lagere energiekosten voor burgers en bedrijven en extra werk in bedrijfssectoren die (isolatie) werkzaamheden uit voeren om deze besparingen te realiseren. Een wettelijke besparingsverplichting die van sommige kanten geopperd wordt, moet worden afgewezen. Een dergelijke verplichting jaagt burgers en bedrijven op kosten en is niet goed uitvoerbaar. Bij energiebesparing dient vrijwilligheid voorop te staan. Wel kan besparing gestimuleerd worden met behulp van subsidies en/of fiscale tegemoetkomingen.
    Maar de ervaring leert dat deze regelingen ingewikkeld zijn, administratieve rompslomp met zich meebrengen, moeilijk te controleren en een slechts een beperkt effect sorteren. Een werkbare regeling moet eenvoudig en goed controleerbaar zijn. Fiscale tegemoetkomingen voor huishoudens voldoen daar niet aan. Het beste is een regeling die uitgevoerd wordt door de bedrijven die werkzaamheden met een aantoonbare energiebesparing aan woningen uitvoeren. Ons voorstel ziet er al volgt uit. Op een door de fiscus goedgekeurde standaardfactuur wordt het bedrag vermeld dat voor deze werkzaamheden bij de huizenbezitter in rekening is gebracht. Op deze factuur wordt een korting toegepast, bijvoorbeeld in de vorm van een percentage van totale rekening. Het bedrijf mag deze korting in aftrek brengen bij de eigen belastingafdrachten aan de fiscus.
    Voor nieuwe bedrijfsgebouwen en kantoren en nieuwe huizen kan wel worden gewerkt met een wettelijke verplichting. Voor alle nieuwbouw moet gelden: ten minste energieneutraal en op termijn energieplus.
    Geen hoofdkeuze voor wind
    Vijf jaar geleden zag het er nog naar uit dat windenergie (vooral op zee) voor ons land aantrekkelijk zou zijn, maar alle recente voorspellingen en berekeningen wijzen nu uit dat zonne-energie de toekomst is. Door technologische vernieuwingen en een verlaging van de productiekosten zal zonnepanelenstroom in Nederland vóór 2020 opgewekt kunnen worden met een kostprijs per kWh die op hetzelfde niveau ligt als die van fossiele brandstoffen en veel lager dan wind op zee. Daarom ligt het voor de hand dat in een toekomstgericht energieakkoord zonne-energie de hoofdbron van onze duurzame energiehuishouding wordt.
    Het ziet er niet naar uit dat dit het geval zal zijn. Op aandrang van vooral de milieuorganisaties wordt de nadruk gelegd op zwaar gesubsidieerde windparken in zee. In 2020 moet er voor 3200 megawatt (MW) aan windmolens op de Nederlandse Noordzee staan. In de jaren daarna wordt er nog een 1800 MW bijgeplaatst. Eerder zijn er door politiek Den Haag en de provincies al afspraken gemaakt over een verdrievoudiging van het opgestelde windvermogen op land. Door massale protesten van burgers zal deze afspraak onder druk komen te staan
    Windenergie onbegrijpelijk en weggegooid geld
    Alleen al gezien de serieuze bezwaren en kosten die kleven aan windenergie is de hoofdkeuze voor wind onbegrijpelijk. Dat is te meer het geval nu vaststaat dat zonneenergie de toekomst is, minder bezwaren kent, minder overheidssubsidies vraagt en voor ons land meer werkgelegenheid oplevert en kan leiden tot een nieuwe innovatieve bedrijfssector in Nederland. De belangrijkste bezwaren tegen windenergie zijn de afhankelijkheid van de grilligheid van de wind, de relatief hoge onderhoudskosten bij molens, de hoorbare en zogenoemde infrasone geluiden (beneden de gehoorgrens), de horizonvervuiling, de aantasting van de woon- en leefomgeving en de mogelijke waardedaling van woningen bij wind op land. Daarnaast is het nodig om een dure reserve capaciteit bij traditionele energiecentrales aan te houden om bij te weinig wind toch voldoende elektriciteit te kunnen leveren.
    Als grootse bezwaar wordt gezien de miljarden aan overheidssubsidies die met windenergie gemoeid zijn. Vandaar de slogan van tegenstanders: windmolens draaien niet op wind, maar op subsidies. Omdat de schatkist geen geld heeft, moeten die worden opgebracht door de burgers in de vorm van een opslag op de energierekening; de koopkracht daalt daardoor nog verder en dat pakt slecht uit voor onze economie.
    In de huidige situatie wordt er door de marktsector alleen maar in wind geïnvesteerd als de overheid subsidies op tafel legt. Op basis van de huidige subsidieregeling gaat het bij windenergie op land, op basis van een totale omvang van 6000 MW, om een jaarlijkse subsidie van bijna €400 miljoen euro. Bij wind op zee waarvan de kostprijs veel hoger ligt dan op land, gaat het bij die omvang om een jaarlijks subsidiebedrag dat richting de 1 miljard gaat.
    Windenergie is bovendien een ‘oude’ technologie die min of meer is uitontwikkeld. Door technische verbeteringen zal de efficiency van windmolens nog slechts beperkt kunnen toenemen. Een belangrijk bezwaar is ook dat de belangrijkste voordelen die gemoeid zijn met de bouw van windmolenparken ( extra werk en winsten) niet in Nederland terecht komen, maar bij de buitenlandse molenbouwers en leveranciers. Wij subsidiëren dus vooral het buitenland.
    Zonne-energie hoofdbron
    Het is waarschijnlijk dat zonnepanelenstroom in Nederland vóór 2020 commercieel opgewekt kan worden zonder overheidssubsidies. Alleen al uit het oogpunt van gezonde overheidsfinanciën en het voorkomen van verdere lastenverzwaringen bij burgers moet politiek Den Haag geen langlopende subsidieverplichtingen aangaan voor een oude technologie die veel bezwaren kent en ons land economisch gezien weinig oplevert.
    In een nationaal energieakkoord moet bij fossiel de nadruk liggen op gas en bij duurzaam op zonne-energie. Dat laatste kan door het bevorderen van zonnepanelen op bestaande woningen, maar de praktijk leert dat dit een druppel op een gloeiende plaat is. De snelste methode is om in alle provincies zonneparken te gaan aanleggen; op onrendabel percelen, zoals de min of meer leegstaande (oude en nieuwe) bedrijfsparken buiten steden, op gronden geschikt voor gemengd gebruik, maar ook op grote daken (overheid, industrie, kantoorpanden) en langs snelwegen (o.a. geluidswallen).
    Die aanleg leidt tot duurzame energie die geluidloos is en de woon- en leefomgeving niet aantast. Belangrijk is ook de extra regionale werkgelegenheid en het ontstaan van een innovatieve solarsector in Nederland. Bovendien kan deze aanleg zeer snel worden gerealiseerd. Een zonnepark van 1 MW op stellages boven de grond kan binnen zes weken kant en klaar worden opgeleverd. Als we nu al met deze aanleg willen beginnen dan is bij deze aanpak voor een commercieel renderende aanleg door de marktsector een beperkte overheidssubsidie nodig van circa 5 eurocent per opgewekte kWh zonnestroom. Bij parken die in de jaren daarna worden aangelegd kan deze subsidie naar nul worden afgebouwd.
    Willem Vermeend en Rick van der Ploeg
    De Financiële Telegraaf, 1 juni 2013.




    ____________________________________________________________

    0 reacties :

    Een reactie posten