In oktober 2023 gaf Dipl.-Ing. Michael Limburg een lezing voor de vereniging “Citizens for Technology” in Hannover, vlakbij het hotel waar EIKE in 2007 werd opgericht.

Hij is elektrotechnisch ingenieur en heeft daarnaast metrologie, de studie van meettechnologie, gestudeerd. Hij werkt al vele jaren in dit vakgebied.

De media citeren vaak de gemiddelde waarden van veel lokale meetstations als “bewijs” voor door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde. Sommige verwerven een zekere bekendheid, ook al zijn ze onjuist, zoals het beroemde temperatuurrecord in Lingen aan de Eems in 2019: 42,6 graden!

Het weerstation met de sensor was echter overwoekerd met vegetatie, wat leidde tot warmteontwikkeling. Nog beter in deze context zijn de “virtuele” meetstations van het Britse Met Office – een derde daarvan zijn meetstations die niet meer bestaan, verplaatst worden of iets dergelijks. Ze maken echter nog steeds deel uit van de officiële Britse temperatuurreeksen. En hetzelfde geldt voor veel andere temperatuurreeksen in het historische netwerk, bijvoorbeeld in de VS.

Daarom worden individuele meetstations als onvoldoende beschouwd – een gemiddelde is nodig! Tijdelijk en geografisch gezien. Voorzichtigheid is echter ook hier geboden , want zelfs het rekenkundig gemiddelde kent fundamentele problemen – een daarvan is de definitie van temperatuur als “thermische beweging van de deeltjes van een bepaalde stof”. Fysisch gezien is temperatuur een intensieve grootheid die niet kan worden gemiddeld.

Natuurlijk kun je het rekenkundig gemiddelde nemen van twee numerieke waarden, maar dan is het resultaat geen temperatuur meer, maar gewoon een getal. Zoals bijvoorbeeld het gemiddelde telefoonnummer van Berlijn. Want dat zou betekenen dat de temperatuur op de ene plek die van een andere beïnvloedt, en natuurlijk alles daartussenin. Met de aarde – waar het overdag dag is en ’s nachts nacht, en waar het bijvoorbeeld in de noordelijke helft zomer is, terwijl het in de zuidelijke helft winter is – is het makkelijk voor te stellen. Maar je doet het. De ene temperatuur beïnvloedt dus de andere. Maar dat kan alleen door compenserende processen waarbij energie wordt overgedragen, zoals wind, warmtegeleiding, enzovoort, maar nooit door de temperatuur op de locatie zelf.

Een ander bekend probleem met meettechnologie is de inherente onnauwkeurigheid, of beter gezegd de onzekerheid, waarmee gemeten wordt. Elk meetinstrument heeft hiermee te maken. Dit hoeft echter niet per se te wijten te zijn aan het meetstation zelf. Als een weerstation zich op asfalt en naast een ventilatieopening van een airconditioning bevindt, kan de thermometer vrij nauwkeurig meten (boven asfalt, wat een systematische fout oplevert ten opzichte van een veld) met zijn inherente onnauwkeurigheid, maar zal hij een aanzienlijk hogere temperatuur aangeven dan het veld op 100 meter afstand.

“Het komt neer op gemiddeld”, zouden veel klimaatonderzoekers nu zeggen, omdat er zoveel meetstations zijn.

Denk nog eens goed na – want alleen toevallige fouten heffen elkaar op, d.w.z. fouten die binnen de Gaussische verdelingscurve vallen. Systematische fouten daarentegen, en dat weet bijna niemand, tellen op! Met de som van hun kwadraten, en dan de wortel.

En wat nog erger is, is dat er gebruik wordt gemaakt van zogenaamde anomalieën, oftewel verschillen van minstens twee getallen: de gemeten waarde zelf en een andere numerieke waarde die een soort normaal zou moeten vormen. En als het verschil hieruit moet worden berekend, is de referentiewaarde voor de fout (in dit geval de systematische fout) niet langer de absolute waarde, maar het verschil. Dit betekent dat het verschil fouten van dezelfde grootteorde, vaak zelfs groter, heeft dan de anomalie.

Nieuwsgierig? Michael Limburg legt levendig uit hoe bepaalde “opwarmingen” ontstaan ​​en wat we ermee moeten doen.

***
Bron hier.
***