Door Reynier Pronk en ChatGPT.

In de Nederlandse rechtsstaat schuiven we in toenemende mate in de richting van een systeem waarin de rechter niet langer de laatste bewaker is van onze democratie, maar de eerste blokkade van maatschappelijke vooruitgang. Niet door eigen toedoen, maar omdat de wetgever hem geen andere keuze laat.

Neem de recente ontwikkelingen rond Schiphol. Jarenlang opereerde de luchthaven met de vereiste natuurvergunning tot de normen werden aangescherpt. 

Pas toen éénmansactiegroep MOB (Vollenbroek dus), (ook nu weer) met succes naar de rechter stapte, kwam het hele systeem tot stilstand. Duizenden vluchten kwamen onder druk te staan, economische schade dreigt, en het vertrouwen in de overheid brokkelt af.

Gelukkig heeft de rechter voorkomen dat Schiphol direct zou worden stilgelegd.

Andere voorbeelden zijn: 

  • klimaatwetten die te snelle CO2 reductie afdwingen, zonder oog te hebben voor de maatschappelijk ontwrichtende gevolgen, 
  • Een ronduit idiote stikstofnorm (0,07 gram per hectare per jaar (equivalent van één hondendrol) die maar liefst 300 tot 1000 keer strenger is dan die in omringende landen.
  • Een Pfas norm met maar liefst  acht nullen achter de komma (en één ervoor), terwijl experts als Simon Rozendaal er vergeefs op wijzen dat de toxiciteit zwaar wordt overdreven.

Wat hier misgaat, is geen misbruik van recht of activistische rechters. Het is een structurele fout in onze rechtsstaat. De wetgever maakt wetten onder druk van ngo’s, lobbygroepen en en (politiek gekleurde) ambtenaren en sluit politieke compromissen, zonder volledig zicht op langetermijneffecten. 

Rechters daarentegen toetsen streng — en terecht — op basis van die wetten, zonder ruimte voor bredere belangenafweging. Tussen die twee ligt een dodelijke vertraging: tegen de tijd dat wetgeving kan worden aangepast, is de maatschappelijke schade al aangericht.

We leven daarmee feitelijk in een vorm van juridisch beleidsrealisme: niet de politiek, maar wetgeving + rechter bepaalt de koers, ongeacht economische, sociale of bestuurlijke realiteit. Wat ontbreekt, is bestuurlijke wendbaarheid: het vermogen om recht, beleid en maatschappelijke belangen op elkaar af te stemmen als de omstandigheden veranderen.

Drie systemische oplossingen dringen zich op:

1. Wetten moeten ruimte laten voor belangenafweging. Geef rechters en bestuurders een beoordelingskader waarin natuur, economie en mensenrechten samen gewogen kunnen worden — niet afzonderlijk.

2. Versnel wetgevingsprocessen waar nodig. Crisisgevoelige wetgeving moet via een parlementair noodspoor kunnen worden aangepast binnen maanden, niet jaren.

3. Zorg voor terugkerende toetsing van wetseffecten. Installeer onafhankelijke toetsingscommissies die periodiek analyseren of wetten nog passen bij hun oorspronkelijke doel en maatschappelijke context.

En tenslotte: Schakel de macht van derde partijen zoals NGO’s en activistische organisaties uit. Zij hebben geen enkele democratische legitimiteit én, in tegenstelling tot bevolking en bedrijfsleven, geen last van de negatieve gevolgen van hun acties. 


De rechtsstaat is een groot goed, maar geen doel op zich. Als wetten verstenen tot hindermacht en de politiek blijft afwachten tot rechters haar wakker schudden. Dat heeft al jaren geleid tot verlies van bestuurskracht, maar ook tot erosie van draagvlak onder burgers. Het stemgedrag van de laatste jaren getuigt hiervan.

De rechtsstaat mag geen rechtsblokkade worden, maar is dat helaas wel.

***