Door Theo Wolters.

Hét thema van deze verkiezingen is bestaanszekerheid. Alle partijen hebben een klinkend verhaal geformuleerd waarin ze beloven die beter zullen gaan waarborgen.

Maar waar in hetzelfde programma staat dat men ook een ingrijpend klimaatbeleid wil, is dit een valse belofte. De volgende regering zal moeten kiezen tussen bestaanszekerheid en klimaatbeleid.

Bestaanszekerheid

De meeste mensen zullen dit begrip associëren met de pijnlijke gevolgen van de oplopende inflatie en dalende koopkracht die ze ervaren.

Het thema raakt zoveel mensen omdat bij oplopende inflatie bijna iedereen in de problemen komt: uiteraard de laagste inkomens, voor wie elk tientje minder koopkracht pijn doet, maar ook de middenklasse die een groot deel van zijn inkomen uitgeeft aan vaste kosten zoals hypotheek, energie, auto en kinderen. Zeker bij de grotere middenklasse-gezinnen is er aan het einde van de maand normaliter al bijna niets over, en bij hoge inflatie ontstaan dan ook bij hen ernstige tekorten.

Ogenblikkelijk na de introductie ervan door Pieter Omtzigt werd bestaanszekerheid overgenomen door alle andere partijen. Vanzelfsprekend ook door de linkse partijen die dit historisch als hun voornaamste speerpunt hebben beschouwd. En door de VVD die het hierbij vooral voor de middenklasse opneemt.

Maar de inflatie en dalende koopkracht die de bestaanszekerheid aantasten, komen niet uit de lucht vallen.

Inflatie

De inflatie van de laatste jaren lijkt veroorzaakt te worden door de hoge energieprijzen als gevolg van het Brusselse besluit om geen Russische energie meer te kopen. Maar dat is maar één van de oorzaken, zoals blijkt uit het feit dat de inflatie al in 2018 begon te stijgen, lang voor de oorlog begon.

Andere oorzaken van inflatie zijn:
– de stijging van de energieprijzen voor burgers door sterk stijgende belastingen op aardgas (75% toename in 5 jaar);
– de stijging van de energieprijzen voor de bedrijven door de hoge belasting op gas en door de CO2 heffingen, die uiteraard in hogere prijzen worden doorbelast aan de burgers;
– de enorme kosten van de subsidies voor zon, wind, biomassa en andere duurzaam geachte projecten, die voor een groot deel verrekend worden met onze energierekening;
– de extreem hoge kosten van het aanpassen van het elektriciteitsnet aan een groter aandeel zon en wind in de elektriciteitsvoorziening (ook via de energierekening).

Onze energie wordt dus véél duurder, maar ook alle producten waar energie in zit (en dat geldt voor bijna allemaal) worden duurder.

Koopkracht

Sinds de invoering van de euro is de koopkracht van de Nederlanders ver achter gebleven bij de groei van de economie. Voor een groot deel komt dat door de invoering van de euro zelf, maar de laatste jaren is daar een tweede oorzaak bijgekomen, die de komende jaren bij ongewijzigd beleid een desastreus effect op de koopkracht zal hebben: de ongekend hoge bedragen die door de overheid uitgegeven worden aan ideële doelen zoals het klimaatbeleid. Voor een deel gaan die via inflatie al ten koste van de koopkracht, maar ze hebben er ook een directe invloed op.

Door de enorme uitgaven is de overheid namelijk genoodzaakt de belastingen steeds verder te verhogen, en te bezuinigen op (ouderen-)zorg en onderwijs, voor zover de maatregelen al niet direct door de burgers betaald worden zoals in de inflatie-paragraaf werd beschreven. Dit tast uiteraard direct de koopkracht aan.

Invloed van ideëel beleid op de bestaanszekerheid

We hebben dus een nieuwe categorie van uitgaven die bovenop de normale uitgaven van de overheid komen zoals zorg, uitkeringen, onderwijs en gemeenten (samen 75% van de overheidsuitgaven), in de vorm van de extra kosten van het klimaatbeleid. Maar het klimaatbeleid staat niet op zich: de laatste kabinetten hebben de uitgaven ook op andere ideële punten enorm verhoogd, zoals het stikstof- en immigratiebeleid. En op alle drie de gebieden moeten volgens de voorstanders van ideëel beleid de uitgaven nog drastisch omhoog.

Deze enorme extra uitgaven resulteerden tot voor kort in een rem op de groei van onze koopkracht en welvaart, die daardoor sterk achterbleef bij de economische groei, maar werden toch niet zo duidelijk gevoeld. Inmiddels is de rek eruit, en resulteren ze in een pijnlijk voelbare daling van onze welvaart. Vreemd genoeg bij een (nog) groeiende economie: die groei komt alleen niet meer ten goede van onze welvaart, maar gaat naar de nieuwe ideële uitgaven.

Om een orde van grootte van deze uitgaven te geven bij ongewijzigd beleid (dus ook geen verhoging van de uitgaven!) in de komende regeerperiode, in euro per jaar, een ruwe schatting:

  • Duurzame energieopwekking: €5 mrd
  • Netuitbreiding: €5 mrd
  • Verduurzaming woningen: €5 mrd
  • Verduurzaming industrie, waterstof, CO2 opslag:  €5 mrd
  • Stikstofbeleid:  €5 mrd
  • Asiel-immigratie:  €20 mrd

Energiearmoede in veel Nederlandse huishoudens (Foto Shutterstock)

Dat is samen €45 miljard euro per jaar. Dit betekent meer dan €10.000 per gezin per jaar aan welvaartdaling. Dat is een enorme aanslag op de bestaanszekerheid!

Over elke afzonderlijke schatting valt te twisten, maar ik denk persoonlijk dat de totale uitgaven bij ongewijzigd beleid eerder flink hoger zullen liggen dan lager. De immigratiekosten lijken voor 2023 bijvoorbeeld meer dan het dubbele te worden van de hier vermelde €20 mrd (zie deze link).

Bij deze kosten wordt de economische schade van het stikstof- en klimaatbeleid nog niet eens meegerekend, die het gevolg is van failliete bedrijven; van bedrijven die stoppen met investeren en naar het buitenland vertrekken; van stilstaande woningbouwprojecten, en van de  stop op bedrijfsuitbreidingen door de overbelasting van het net door wind en zon. Toch zal die economische schade op iets langere termijn resulteren in een nog sterkere daling van onze welvaart en bestaanszekerheid.

De taart en de taartpunten

Voor de bestaanszekerheid zijn er twee aspecten bepalend: de totaal beschikbare welvaart (de taart) en de verdeling daarvan (de taartpunten). De taart is wat we samen verdienen. Dat geven we zelf uit via onze koopkracht, en via de overheid traditioneel aan voornamelijk zorg, uitkeringen en onderwijs.

Als we energie duurder maken, houden we minder over voor alle andere dingen. Zo simpel is dat. Hetzelfde geldt voor stikstofbeleid en immigratiekosten: alles wat daar naartoe gaat, moeten we ergens anders aan onttrekken.

De partijen die voorstander zijn van de hoge uitgaven aan de ideële doelen, kiezen er dus voor om de taartpunten van andere doelen te verkleinen. Maar ze claimen dan dat ze – voor hun doelgroep althans – de taartpunt zodanig zullen vergroten dat die er geen last van heeft. Helaas zijn de mogelijkheden voor een herverdeling op deze schaal zo goed als afwezig. Ze misleiden dus hun kiezers.

De twee manieren waarop ze beweren dit te gaan doen:
1. Het verhalen van de kosten op de hoge inkomens;
2. Het verhalen van de kosten op het bedrijfsleven.

1. Inkomensnivellering en armoedeval

Altijd populair bij veel kiezers is het zwaarder belasten van de hogere inkomens door verdere nivellering. Maar na 50 jaar nivelleren is Nederland inmiddels zwaar over-genivelleerd. Tussen de minimum inkomens en bovenmodaal is het namelijk nu al zo dat door de doorgeslagen nivellering een loonsverhoging of meer uren werken netto bijna niets extra’s meer oplevert. Vandaar het enorme aantal deeltijdwerkers in ons land (en dus de enorme tekorten aan personeel, bv. in zorg en onderwijs): niemand gaat een dag extra werken voor een tientje extra netto inkomen. Niet zelden betekent een loonsverhoging of meer uren werken zelfs al een achteruitgang in het netto-inkomen: de zg. armoedeval. Een beter bewijs van absurde over-nivellering is er niet.

Door de recente sterke verhogingen van het minimumloon zal deze armoedeval nog verder toenemen. Sommigen verwachten door de druk vanuit de minimumlonen een stijging van alle inkomens, maar dat zou leiden tot enorme problemen voor de twee veruit grootste werkgevers van ons land: de overheid en het MKB (samen 90% van de banen). Die hebben geen ruimte voor hogere lonen en zullen die dus moeten doorberekenen aan respectievelijk de belastingbetaler (koopkrachtdaling) en de klanten (inflatie). Dit zou dus een zeer ongewenste loon-prijs-belasting inflatiespiraal in werking zetten.

Voor het hoger belasten van de groep ver boven modaal is wel enige ruimte, maar dit kan nooit €45 miljard per jaar opleveren: de totale loon/inkomstenbelasting per jaar is €90 miljard, waarvan ca 80% betaald wordt door de rijkste 40% van het land. Om deze €72 mrd te verhogen naar €117 mrd moet de hoogste belastingschaal van 50% naar zo’n 90%. Dat zou de economie ernstig verstoren en is geen realistische optie.

2. Verhalen op het bedrijfsleven

Het is hier al enige keren vermeld: het bedrijfsleven zal alle hogere kosten verrekenen in de prijzen. Voor het grootste deel worden die weer door de burgers betaald, dus is dit een sigaar uit eigen doos.

Exporterende bedrijven leggen de kosten neer in het buitenland, dus zou dit wel een optie zijn. Maar de voornaamste exporterende bedrijven in ons land zijn de grote steunpilaren onder onze economie. En de meesten daarvan staan juist onder enorme druk door het klimaatbeleid: de raffinaderijen, de kunststof- en staalproductie, en de enorme chemische industrie die we hebben. Ze betalen uitzonderlijk grote bedragen aan CO2 rechten en -belastingen, en moeten bij het huidige beleid gigantisch hoge investeringen doen om van fossiele energie af te komen. Daarvoor kloppen ze om voort te kunnen bestaan bij de overheid aan voor miljarden euro’s. De grote exportbedrijven zijn dus ook niet de melkkoe die je nodig hebt, maar een grote kostenpost.


Over melkkoeien gesproken: ook onze land- en tuinbouw zijn enorme exporteurs. Maar ook daar moet volgens het klimaat- en stikstofbeleid het mes in. Ook hier zal de overheid miljarden naartoe moeten schuiven om iets van een transitie voor elkaar te krijgen zonder massale faillissementen. De 50 miljard aan kosten van de transitie op hen verhalen gaat ook niet werken.

Conclusie

Het is misleidend van politici om te beweren dat ze zowel staan voor bestaanszekerheid, als voor steeds grotere bedragen naar klimaat- en stikstofbeleid. Er is geen magische truc om de enorme kosten van het ideële beleid ergens anders vandaan te halen dan bij de burgers.

Voortzetten of zelfs intensiveren van het ideële beleid van Rutte III en IV betekent dus een daling van de welvaart, en een ernstige aantasting van de bestaanszekerheid.

***