De giftige realiteit van Tulpen uit Amsterdam. ’Niemand stond erbij stil dat het gevaarlijk zou kunnen zijn’

Datum:
  • zondag 8 oktober 2023
  • in
  • Categorie: , ,
  • Hoe heeft het kunnen gebeuren dat het vrolijke liedje ‘Tulpen uit Amsterdam’ vijftig jaar later is verworden tot een litanie over de risico’s van fungiciden, herbiciden en insecticiden?


    Ed Olivier 7-10-2023


    Wie de onderzoeksverslagen van de Vereniging Proefstation voor de Bloembollencultuur te Lisse uit de jaren ’50 van de vorige eeuw leest, waant zich in een raffinaderij. Onder toezicht van een commissie uit het bollenvak werd op de proeftuin van de vereniging geëxperimenteerd: ‘Bespuiting met zinkcarbamaat of koperoxychloride, dompelen in kwikontsmetter, bepoederen met pentachloornitrobenzeen’, zijn zo een paar methoden om de schimmel botrytis (‘vuur’) in het plantgoed te bestrijden.

    Tot de jaren ’50 van de vorige eeuw zijn er vooral arsenicumhoudende pesticiden gebruikt. Na die periode leidden DDT en modernere middelen op basis van neonicotinoïden, pyrethrine en glyfosaat de ‘groene revolutie’ in. De introductie van chemische onkruidbestrijding werd door de bollentelers en zeker ook door hun personeel beleefd als de afschaffing van de zware arbeid op het bollenland.

    Keerzijde

    ,,Eind jaren vijftig begint wereldwijd het besef door te dringen dat de voordelen van de bestrijdingsmiddelen een keerzijde hebben van gezondheidsrisico’s en milieuschade. Het ontbreekt aan toezicht”, schrijft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) over zijn eigen geschiedenis. ,,In 1962 neemt de Tweede Kamer daarom de Bestrijdingsmiddelenwet aan. Een commissie van wetenschappers gaat de regering adviseren.”

    Deze groep wetenschappers is anno 2023 uitgegroeid tot een organisatie met 160 medewerkers die nauw samenwerkt met de Europese agentschappen voor voedselveiligheid (EFSA) en chemische stoffen (ECHA). In 2022 waren er in totaal 1.031 producten toegelaten op de Nederlandse markt. 44 middelen werden uit de handel genomen en er kwamen 81 nieuwe bestrijdingsmiddelen bij.

    ‘Goed voor de bollen, goed voor ons’

    ,,Wat goed is voor de bollen, is ook goed voor ons, zei mijn vader altijd”, zegt bloembollenkweker Wim van Haaster (74) uit De Zilk. Gepensioneerd en wel is hij nog geregeld actief in het familiebedrijf als locatiemanager van de kistenschuren. Het bedrijf met ongeveer 150 ha grond in de Bollenstreek en de omgeving van Alkmaar wordt inmiddels gerund door vier neven Van Haaster. ,,Wij, de drie oudjes, doen hand- en spandiensten in het bedrijf.”

    Er werd vroeger veel met kwik en formaline gewerkt, herinnert Van Haaster zich: ,,Dan stonden de ketels te dampen bij de schuur en rook je de kwiklucht… Die goeie, ouwe tijd was helemaal niet zo’n goeie ouwe tijd. Tegenwoordig werken we met een schuimmachine die het middel in de kist met bollen spuit. Er loopt helemaal geen vloeistof meer uit. Wij investeren liever in machines dan in middelen. Vroeger werd er elke week gespoten. Nu bekijken we het gewas om te beoordelen of het echt nodig is. Het is voor ons een uitdaging om elk jaar minder te gebruiken.”

    Na zessen spuiten

    Van Haaster woont zelf in De Zilk bovenop een perceel hyacinten: ,,Je kijkt uit wat je doet. Je gaat niet spuiten als de wind deze kant op staat. Daar wordt niemand blij van; ook de buren niet. In de Bollenstreek ben je gewend om met je omgeving om te gaan. Bij Keukenhof, bijvoorbeeld, waar m’n jongste broer aan de Loosterweg zit. Daar varen de bootjes met toeristen rond. Als je dan gaat spuiten…daar wordt niemand blij van. Overdag spuiten we daar niet meer. De neven hebben de afspraak met Keukenhof dat er ’s avonds na zessen wordt gespoten.”

    ‘Veel gewonnen’

    ,,Er is veel gewonnen in de bollenteelt”, zeggen Nico Groen (78) en Peter Vink (73), oud-medewerkers van het voormalige Laboratorium voor Bloembollenonderzoek in Lisse. Het is dit laboratorium waar de legendarische professor Egbert van Slogteren kort na zijn aanstelling in 1917 al ontdekte dat aaltjesziek in narcissen kan worden bestreden met een eenvoudige warmwaterbehandeling van de bloembollen. In feite bestaat die methode nog steeds, maar de stortvloed aan chemische producten die vanaf de jaren ‘50 op de markt kwam heeft het ‘koken’ grotendeels ingehaald.

    Groen: ,,In de tijd dat de grond nog ontsmet mocht worden met methylbromide werd er in de bollenteelt wel 500 tot 1.000 liter per hectare gebruikt. Wat dat betreft is er veel gewonnen in de bollenteelt. Ik kan me nog goed herinneren dat Imidacloprid werd geïntroduceerd ter bestrijding van insectenvraat. Driehonderd gram per hectare was genoeg ter vervanging van een product waar we voor die tijd vijf kilo per hectare van nodig hadden. Later bleek pas hoe slecht Imidacloprid was voor bijen.”

    ,,Niemand stond erbij stil dat het gevaarlijk of schadelijk zou kunnen zijn”, zegt Vink. ,,Toen ik hier in 1972 als assistent-onderzoeker kwam werken gingen de kwikbaden na gebruik nog gewoon de sloot in. Later werd de ontsmettingsvloeistof via koolstofdrums afgevoerd.”

    Emissievrij

    Lisse en Hillegom, bollengemeenten bij uitstek, hebben in hun Omgevingsvisie vastgelegd dat ze naar een emissievrije bloembollenteelt in 2030 willen: ‘100% circulair, emissieloos en residuvrij’ Er was in beide gemeenten in 2021 nog een stevige lobby van de landbouworganisaties LTO en KAVB en een CDA-motie voor nodig om de genoemde doelstelling af te zwakken tot streven.

    ‘Bullshit’

    Het jaartal 2030 dat de bollengemeenten noemen als stip op de horizon voor de emissievrije bollenteelt werkt op KAVB-voorzitter Jaap Bond als een rode lap op een stier: ,,Stop nou ‘es een keer met dat jaartal 2030!”, zegt hij. ,,Wat is dat nou voor bullshit. In 2030 zijn we niet klaar. Het ontwikkelen van een nieuwe resistente soort duurt alleen al tussen de vijftien en twintig jaar.”

    Toch is Bond ook de eerste om vast te stellen dat er de komende jaren veel gaat veranderen in de bloembollensector: ,,Onze grote koers is de geïntegreerde teelt.”

    De branchevoorzitter doelt hiermee op het systeem van preventie en aanpak van ziekten en plagen, waarbij een hele serie duurzame maatregelen alleen in geval van nood wordt onderbroken door het gebruik van chemische middelen.

    Lees ook: Bloembollensector kan in 2030 niet zonder chemische bestrijdingsmiddelen

    Als je chemische middelen verbiedt dan moet je er wel voor zorgen dat er alternatieven zijn, vindt hij. ,,Er zijn nu veertig groene middelen die in Europa gebruikt mogen worden, maar in Nederland niet zijn toegestaan. Wij zijn nog strenger dan Europa! Als we nu een groen middel bij het Ctgb aanbieden, dan zijn we over twee jaar aan de beurt. Voordat het dan goedgekeurd is zijn we weer twee jaar verder. Dan zit je al bijna in 2030!”

    De bollensector zet vol in op innovatie, zegt Bond: ,,Er rijdt nu al een ‘ziekzoekrobot’ rond. Dat levert straks een besparing op van 70 procent gewasbeschermingsmiddel. Het moet nog worden verfijnd, maar hij rijdt! Wageningen University werkt aan een onkruidrobot. Ik heb daar alle vertrouwen in. De bollenteelt is een sector die super-innovatief is. Wij hebben veel kennis en daar blijven we in investeren. Wij zijn niet zomaar de beste van de wereld geworden.”

    ’Uitleggen wat we aan ’t doen zijn’

    Christy van Beek, duurzaamheidsmanager bij Bayer begrijpt het ongemak met gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouwgemeenschap: „Het probleem is dat de mensen er zelf geen controle op hebben. De boer bepaalt wát en wanneer er wordt gespoten.”

    „Het is chemie, dus per definitie eng en dan zit er ook nog eens een multinational achter. Dat zijn de drie factoren die mensen een ongemakkelijk gevoel geven. Als er een spuit langs je slaapkamerraam rijdt wil je op z’n minst weten wat ’ie aan ’t spuiten is. Voor mij is er maar één uitweg en dat is uitleggen wat we aan ’t doen zijn. Bayer kijkt naar de risico’s en emissies en we zijn vóór een streng toelatingsbeleid.”

    Bubbel

    Vanuit haar functie is Christy van Beek (49) sinds 2021 ook frontvrouw van de Forward Farm van Bayer Crop Science in het Haarlemmermeerse dorp Abbenes. Haar studie en loopbaan als bodemkundige bij onderzoeksinstituut Alterra maakt Van Beek geen typische Bayermedewerker. „Ik kom uit de groene Wageningse bubbel”, zegt ze zelf. „Mijn vriendinnengroep heette ’de biomeiden’.” Onder de titel ’Zuinig boeren’ schreef ze in 2015 nog een artikel voor het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. Daarin zei Van Beek dat gewasbeschermingsmiddelen veelal een negatieve invloed hebben op het bodemleven. Dat nuanceert ze nu, acht jaar later met de toevoeging: „Alle ingrepen hebben effect op het bodemleven. Gewasbeschermingsmiddelen hebben vaak zelfs minder effect dan mechanische technieken.”

    Door de overname van concurrent Monsanto in 2016 kwam het onkruidmiddel Roundup (glyfosaat) bij Bayer in het assortiment. Glyfosaat mag niet meer gebruikt worden om stoepen en straten onkruidvrij te houden en ook in de consumentenverpakking van Roundup zit geen glyfosaat meer. Maar in de landbouw is het middel nog steeds toegestaan. Glyfosaat wordt ook gebruikt om de groenbemesters dood te spuiten, die tussen het oogsten en planten door worden gezaaid om het organische stofgehalte en het stikstofgehalte in de bodem te verhogen.

    ’Enige optie’

    Is dat wat je noemt het paard achter de duurzame wagen spannen? „We willen allemaal heel graag groenbemesters”, reageert Van Beek. „En dan hoop je inderdaad dat die ’s winters doodvriezen. Maar soms gebeurt dat niet en ’s winters is het hier in de Haarlemmermeer echt heel nat. Dan moet je in maart je perceel gaan klaarmaken voor de volgende teelt en kun je niet met zware machines het land op. Dan is glyfosaat voor de boer de enige optie.”

    Alternatieven

    Hoewel een groot deel van de Bollentelers in Nederland nog afhankelijk is van chemische bestrijdings- en gewasbeschermingsmiddelen, zijn er de afgelopen jaren allerlei uitvindingen gedaan en alternatieve teelmethoden ontwikkeld. Hieronder is een beknopt overzicht te lezen van wat er zoal bedacht is om het gebruik van chemische middelen drastisch te verminderen.

    Proeflocatie in Voorhout

    In Voorhout in de Bollenstreek wordt door onderzoekers van Wageningen Universiteit en Research (WUR) gewerkt aan sleuventeelt, het project met de naam ‘bollencoaster’. Hyacinten en lelies zijn – voor de derde keer - in een sleuf van plastic folie geplant.

    Teelt in gesloten sleuven betekent dat bodemziekten geen kans krijgen. En er spoelen geen meststoffen met het regenwater in de omliggende sloten. Zeker ook belangrijk: er wordt geen water verspild. Het plastic en de grond uit de sleuven kan worden hergebruikt of gerecycled. Bovengronds worden de planten nog wel om de twee à drie weken bespoten tegen bladschimmel en luis. Projectleider Paul Ruigrok schat dat er bovengronds 25 tot 50 procent minder bestrijdingsmiddel is gebruikt in het proefvak. ,,Helemaal nul procent gewasbescherming zal ook in dit systeem niet haalbaar zijn”, zegt hij.

    Weefselkweek

    In elke monocultuur, dus ook in de bloembollenteelt, liggen ziekten en plagen op de loer. Doordat de jonge bollen elk seizoen met de ziektes erbij worden teruggestopt in de grond - om weer nieuwe bollen te laten groeien - worden ook de ziektes eindeloos gerecycled. ,,Dat kun je alleen onder controle houden door vrij veel chemie te gebruiken”, zegt Eric Poot, teamleider van de Businessunit Greenhouse van Wageningen Universiteit & Research.

    Poot (57) geeft leiding aan een groep van vijfentwintig onderzoekers op het gebied van glastuinbouw en bollenteelt. Hij verwacht niet dat de bollenteelt in 2030 chemievrij zal zijn. ,,Ik ben 25 jaar weggeweest uit de bollenteelt, maar het valt me op hoe weinig er veranderd is.”

    Stel dat je het uitgangsmateriaal ziektevrij kunt houden door de bollen de eerste jaren in de kas te vermeerderen en ze alleen in het laatste jaar voor de verkoop buiten te planten. ,,Eenrichtingssysteem”, legt Poot uit. ,,Schoon beginnen - met uitgangsmateriaal dat door middel van weefselkweek is gemaakt - en schoon houden, in één rechte lijn naar de leverbare bol toe.’’

    ,,Een leuke bijkomstigheid van de sleuventeelt is dat de bollen daarbij in strakke rijtjes groeien. Dat maakt het makkelijk om tussen de bollen mechanisch te wieden. Onkruid is best een issue in de bollenteelt, met de bestrijdingsmiddelen die op de nominatie staan om te verdwijnen. Als bepaalde gewasbeschermingsmiddelen straks niet meer mogen worden gebruikt, dan is het eerder de vraag of je überhaupt nog bollen kunt telen in Nederland…”

    Ziekzoek- en onkruidrobot

    Drie ontwikkelingen in de mechanisatie van de bollensector die misschien niet alles oplossen, maar het gebruik van chemie wel drastisch kunnen beperken zijn de ziekzoekrobot, de onkruidrobot en zuurstofarme bewaring.

    De robots zijn al in bedrijf. Ze rijden zelfstandig op zonne-energie en pikken de aangetaste planten en onkruiden moeiteloos uit een bollenveld. Een derde ontwikkeling waar al goede resultaten mee zijn geboekt is een machine die de bollen een ULO-behandeling geeft (Ultra Low Oxygen). Dit gebeurt in de periode tussen het rooien en planten van de bollen. Het lage zuurstofgehalte doodt de gevreesde tulpengalmijt. Tulpenkwekers maken zich grote zorgen, nu chemiereus Bayer zelf heeft besloten het bestrijdingsmiddel Movento in 2024 uit de handel te nemen.

    Biologische bloembollen

    Nederlandse gemeenten en provincies stappen steeds vaker over op biologisch geteelde bloembollen. Biologische bollen zijn duurder dan gangbaar geteelde bollen, maar de overheidsinstellingen willen de biologische telers een steuntje in de rug geven.

    De Noord-Hollandse bollenkweker John Huiberts is in een paar jaar tijd tegen wil en dank uitgegroeid tot biologische bollengoeroe. Geen duurzaam congres zonder Huiberts op de sprekerslijst. ,,Ja, dat is wat”, lacht hij. ,,Dat was niet de opzet, trouwens. Helemaal niet!”

    Sinds 1971 is zijn bedrijf in Sint Maartensbrug gevestigd. Tien jaar geleden ontdekte de bollenteler dat er geen bodemleven meer in zijn grond te vinden was, behalve dan de aaltjes die hij er met geen mogelijkheid meer uit kreeg. ,,Ondanks alles wat we gebruikten. We zetten ons land onder water; we deden aan chemische bestrijding tot de middelen verboden werden. We spoten en we strooiden, onder andere tegen schimmel. En dan ineens denk je: het gaat niet goed en niks helpt nog. Toen ging ik op een cursus over bodembiologie. ‘Geen fungiciden gebruiken’, zeiden ze, ‘want er zijn heel veel goede schimmels’. Daarnaast: je moet je land bedekt hebben. Dan droogt het niet uit en heb je geen last van erosie. Je moet een hoger organische stofgehalte hebben. Hoe krijg je dat? Geen kunstmest gebruiken, niet meer ploegen. Dan krijg je een heel nieuw bedrijf. Maar wij hadden in het begin te weinig oogst. We moeten onderscheidend zijn, zeiden we. Daarom hebben we het bio-certificaat gehaald. Zo simpel is het. Ik was helemaal niet bio; ik ben het geworden.”

    Huiberts is de allerlaatste die zijn niet-biologische collega’s gaat afkraken: ,,Dat wil ik niet, want ik heb ook vrienden die niet-biologisch telen. En ik heb jarenlang zelf m’n geld verdiend met gangbare bollenteelt.” De Noord-Hollandse bollenteler zou graag zien dat jongeren zich aansluiten bij de biologische teelt die nu al zeker veertig jaar in de kinderschoenen staat: ,,Tegen een kweker die biologisch wil worden, zegt iedereen: ‘weet je het wel zeker?’ We hebben mensen nodig die dan zeggen: ‘Nee, ik weet het niet zeker, maar ik doe het toch’.”

    Duurzaam keurmerk

    Een groep jonge bollenkwekers uit de Duin- en Bollenstreek heeft de handen ineen geslagen. Ze willen een duurzaam keurmerk ontwikkelen voor hun producten. ,,Duurzaamheid is niet iets dat overwaait”, vinden de jonge ondernemers.

    De KAVB Kring Bollenstreek en de Greenport-organisatie Duin- en Bollenstreek steunen het initiatief. ,,We zijn al tientallen jaren bezig met duurzaamheid, maar nu willen we onze ambitie naar een hoger niveau tillen”, zegt Maarten Prins, programmamanager van de Greenport.

    Een van de oudere deelnemers aan de gesprekken is Johan Verschoor (51). Hij staat tussen de werelden van biologische en gangbare landbouw in. Verschoor heeft met zijn vrouw en zwagers een biologische veehouderij en een gangbaar bollenbedrijf in Hillegom. ,,Met elkaar zo’n regiocertificering creëren is een prachtige manier om ondernemers enthousiast te krijgen, zonder dat het door de overheid wordt opgelegd”, zegt hij.

    Allan Visser (26) van WAM Pennings uit Noordwijkerhout en Bart Heemskerk (30) van Jac. P. Heemskerk & Zn. uit Hillegom zijn twee van de Bollenjongens uit de gelijknamige tv-docuserie. Ze barsten van de ideeën om hun vak te verduurzamen. Allan: ,,We hebben dit voorjaar op een groot veld een biologische vuurproef in tulpen gedaan. Het ging heel lang heel goed, totdat het langdurig ging regenen. Toen hebben we moeten ingrijpen, omdat het veld verloren dreigde te gaan. Er zijn nog niet genoeg biologische middelen om ook vuur in de hand te houden.”

    Bart Heemskerk richt dit najaar samen met de andere jongeren een proefveld in, waar hij samen met leerlingen van HAS Den Bosch drie jaar biologisch gaat telen. Er worden net als vroeger ook hagen in het bollenveld geplant om het effect daarvan te kunnen onderzoeken. Heemskerk: ,,Er zijn heel veel van dit soort initiatieven, maar het probleem is dat dat de informatie meestal bij de bollenkwekers zelf blijft. Wij gaan proberen om het open en transparant te delen met de buitenwereld. We moeten als Bollenstreek laten zien waar we staan en waar we mee bezig zijn.”

    ,,De stip op de horizon is biologische bollenteelt”, zegt Bart Heemskerk. ,,Maar ik durf niet te zeggen: dat gaan we even fiksen.”

    ,,We boeken ook resultaten hè!”, vult Visser aan. Het lukt steeds beter om weerbaar te telen: preventief in plaats van curatief. Ik sta er vol goede moed in. Je ziet hoe de hele sector er weer helemaal door opveert; we leren van elkaar. We gaan met het regiocertificaat aan de slag. Iedereen wil het en als de wil er is, dan ga je er op een of andere manier ook komen.”

    Onderzoek

    Deze krant deed de afgelopen maanden onderzoek naar het gebruik van giftige chemicaliën in de bollenteelt. Dit verhaal is onderdeel van een groter dossier op de website van deze krant, dat is gebaseerd op decennia aan rapporten en cijfermateriaal uit de sector en uit de politiek en tientallen interviews met bollentelers, wetenschappers, vertegenwoordigers van de bloembollensector en andere betrokkenen. Het onderzoek is mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van de Kwaliteitsimpuls Zuid-Hollandse Journalistiek.

    Noordhollands Dagblad

     

    1 reacties :

    Anoniem zei

    Dit lezende is het geen wonder dat het gemiddelde IQ van de mensen uit de polder lager is als het gemiddelde Nederlandse IQ hoewel dat ook wel afgenomen zal zijn. Het gemiddelde IQ van de Europeaan is 100, dat van een Afrikaan 85. Het is maar dat u het weet met de import van Afrika.

    Een reactie posten