Afbeelding: Shutterstock.











Groen beleid gekenmerkt door gebrek aan transparantie en rekenvaardigheid

Een gastbijdrage van Guido Camps (België).

In zijn artikel Groene taxonomie uit de wekelijkse Paleis der Natie-reeks doet Rik Van Cauwelaert een poging om door te dringen tot de groene gedachtekronkels van de EU. Voorwaar een meesterstuk. We lezen onder meer dat kernenergie nog altijd wacht op het gewenste groene label (wellicht omdat het geen CO2 uitstoot).

Maar anderzijds blijkt dat het houtverbruik van de Scandinavische landen als bio-energie gecatalogeerd wordt. En bovendien blijft onze Vlaamse Milieumaatschappij het houtverbruik als ‘zwaar luchtvervuilend’ veroordelen. Niet alleen worden financieringen van gaspijpleidingen, met het smoesje dat ze ook waterstof vervoeren, als ‘financiering van groene investeringen’ benoemd. Nee, onze eigen nog te bouwen nieuwe gascentrales met forse CO2-uitstoot en je reinste (en bovendien forse) staatssteun worden door de EU eveneens met de groene zegening gehuldigd.

Ondoorzichtig gehouden subsidies

De sprong maken van EU-taxonomie naar Belgische Groene transparantie is op het eerste gezicht vreemd, maar bij nader toezien is het heel complementair. Hoe meer de Groene chaos beschreven wordt, hoe duidelijker.

In een tv-interview van 13 september 2021 in De Afspraak vroeg Bart Schols aan de Groene federale minister wat er allemaal verborgen zat in de post Heffingen. Dit exclusief btw, die niet minder dan 28% van de elektriciteitsfactuur bedraagt. Zonder verpinken antwoordde de minister: ‘De bijdrage die we allemaal betalen voor de nucleaire passiva.’

Een simpele verificatie (en een vermenigvuldiging met 3.5 MWh (megawattuur) om tot een gemiddelde residentiële factuur te komen): een zoektocht op Google met de zoekterm ‘Federale Bijdrage’ leert ons dat de bijdrage voor het nucleair passief welgeteld 0.38% van de totale factuur vertegenwoordigt. Met andere woorden: het antwoord van de federale minister van Energie houdt bijna alles verborgen omdat iets onaangenaams, namelijk de torenhoge subsidies voor de hernieuwbare energie, te transparant zou worden. Van de bedoelde 28% aan Heffingen is meer dan 25% te wijten aan de subsidiëring van de windenergie uit de Noordzee en op land, van warmtekrachtkoppeling en van zonnepanelenenergie.

Hernieuwbare energie blijft prijzig

Een ander steeds weerkerend riedeltje van de Groenen is dat de hernieuwbare energiebronnen alsmaar goedkoper worden. Dat is juist, maar men zou beter kunnen zeggen dat ze minder duur worden. Immers, in juni 2021 publiceerde de Council of European Energy Regulators (CEER) ook een rapport. En daaruit blijkt dat de gewogen gemiddelde subsidiekost van hernieuwbare bronnen in Europa nog altijd € 97 per MWh vertegenwoordigt. Dit is dus meer dan het dubbele van de groothandelsprijs voor elektriciteit van voor de gascrisis.

Nog concreter: in België bedraagt de kost van het goedkoopste windmolenpark uit de Noordzee nog altijd € 125 per MWh. Dit is dus meer dan het drievoudige van de normale prijs voor elektriciteit van voor de gascrisis.

Electriciteitsfactuur is geen belastingbrief

Nog een andere veel voorkomende zonde tegen de transparantie is de klacht dat onze elektriciteitsfactuur een belastingbrief is. Deze factuur is allerminst een belastingbrief. Ze vormt namelijk wel degelijk de transparante doorrekening van alle kostenposten die rechtstreeks verband houden met de productie en levering van alle productiebronnen van elektriciteit.

Maar natuurlijk is het voor Groene politici veel gemakkelijker om hun dure politiek te verdonkeremanen in een Algemene Begrotingspost van Accijnzen, of iets aanverwants. Wie zal ooit nog weten hoeveel de subsidies bedragen? Zelfs het jaarverslag van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG), 2021 over 2020, vermeldt niet langer de kost per MWh van de Noordzeewind. Dit in tegenstelling met voorgaande jaarverslagen.

Gebrek aan transparantie wordt duidelijker

Nog ingewikkelder wordt het subsidiekostverhaal wanneer het, zoals de plannen voorliggen, zal worden vermalen in een energienorm waarbij quasi de volledige factuur zal blijven drijven als een ponton op golvend water. Te pas en te onpas kan die dan verhoogd of verlaagd worden via een pijpleiding van geld naar de algemene begroting. Zelfs de Groene minister had deze energienorm voorspeld, alleen nu wordt het verdonkeremaningsmechanisme duidelijker.

En wat te denken van een federale politiek die een bijkomende CO2-uitstoot van zes tot acht miljoen ton veroorzaakt via de nieuwe gascentrales? Uiteraard verwijt die federale politiek dan de Vlaamse politiek dat zij niet voldoende ambitieus is om de CO2-uitstoot te reduceren. Cynisme ten top, maar deze keer wel transparant.

Viermaal meer heffingen

De waarheid verbloemen of doodzwijgen is een zaak, maar manifeste leugens verkondigen is nog een andere zaak. Uiteraard is het, in een interview in De Tijd, een expert in duurzame energie die verklaart dat de federale heffingen slechts € 80 vertegenwoordigen in de factuur. Maar hij verklaart ook dat het Vlaamse niveau verantwoordelijk is voor viermaal meer heffingen — en dan nog alleen maar voor zonnepanelensubsidie. Dat resulteert aldus in een totale kost van heffingen voor 80 + 4 x 80 = € 400. Gelukkig zijn we daar nog niet aan toe, al wel aan ongeveer € 280 euro: alle waarden berekend voor een doorsneegezinsverbruik.

Nog het meest storende is dat de werkelijke subsidie voorzien voor 2021, voor de Noordzeewindenergie, ongeveer 700 miljoen euro vertegenwoordigt. En de subsidie in Vlaanderen voor windenergie op land, warmtekrachtkoppeling en zonnepanelen, bedraagt ongeveer een miljard euro per jaar. Zodoende wordt het federale beleid verschoond voor honderden miljoenen euro ten koste van het regionale niveau. Waarvoor toch zoveel partijpolitieke meningen laten binnensluipen in iets wat objectief meetbaar en tegenstelbaar is?

Minder afhankelijk van buitenland?

Uit dit alles mag blijken dat de financiële rekenkunde niet noodzakelijk tot de kernvaardigheden van de Groene experten behoort. Nochtans wil ik ze alvast een goede raad meegeven. Om de kosten te begroten van de energietransitie kunnen we het best redeneren in termen van biljoenen, en niet langer in termen van miljarden.


Als reactie op de actie van Tegengas, na de klimaatbetoging, verspreidt Groen een persbericht waarin staat dat we minder afhankelijk zullen worden van het buitenland voor onze energievoorziening. De waarheid is echter dat we na 2025 zullen afstevenen op een importbehoefte over gans het jaar van 25% tot 30%, en dit nog zeker tot 2030. Misschien, en zelfs hopelijk, zal de volledige energieonafhankelijkheid bewaarheid worden in 2050. Het legt ineens een Groene hoofdzenuw bloot: de confrontatie met de werkelijkheid, hier en nu.

Zullen we eens een confrontatie met de werkelijkheid doen? Het sociaal tarief steeg met 38% op jaarbasis, tarief Q4 2021 versus tarief q4 2020.

***

Over de auteur

Guido Camps is oud-directeur van de CREG. Dit is de Commissie voor de Regulering van Elektriciteit en Gas. Het is een federaal agentschap, dat toezicht moet houden op deze materie.

***

Bron Doorbraak hier.