Als het misgaat in de windmolen

Datum:
  • zondag 21 februari 2021
  • in
  • Categorie: ,
  • Ongevallen bij bouwers en monteurs in de windindustrie komen vaker voor dan wenselijk is. Welke lessen zijn er om de veiligheid te vergroten voor de mensen die werken aan windmolens? Journalist Marco Visscher zocht het uit.


    20-2-2021

    Twaalf windmolens staan er op een rij. Tegen de grauwe lucht maken de witte rotorbladen licht suizend hun trage rondjes. Een man die zijn hond uitlaat – de handen diep in de zakken gestopt – stapt stevig door. Het miezert. Dit is zeker niet de meest geschikte dag om te genieten van het natuurgebied langs de Mariadijk in Ooltgensplaat, op het oostelijke puntje van Goeree-Overflakkee. Ook de slechtvalk en de goudplevier die hier graag komen, laten zich niet zien.

    Deze bijdrage werd ingezonden door Marco Visscher. Hij is journalist en auteur van De energietransitie.

     

    Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (www.fondsbjp.nl).

    Binnenkort zit het erop voor deze molens van Windpark Piet de Wit. Na zeventien jaren trouwe dienst zullen ze alle twaalf worden neergehaald en vervangen door moderne, hogere molens met meer vermogen. Het markeert een nieuwe stap voor de duurzame energiesector. Tegenover de bouw van ongeveer duizend windmolens die er in de komende jaren alleen al op land nog bij zullen komen, worden er minstens zoveel afgebroken.

    Met de afbraak van de twaalf windmolens, begin dit jaar, verdwijnt een zichtbare herinnering aan een zwarte bladzijde uit de nog prille geschiedenis van de energietransitie. Dit windpark was het decor van een tragisch ongeval dat de Nederlandse windindustrie deed opschudden.

    Het is 29 oktober 2013. De zon is nog niet op als Arjan Kortus (21) en Daan Kous (19) uit Barneveld vertrekken. Twee collega’s van Bettink Service en Onderhoud bv rijden dezelfde kant op voor halfjaarlijks onderhoud aan de windmolens. Een beetje vet smeren, olie bijvullen, condensators meten, motor testen. Hier een boutje natrekken, daar een filter vervangen. Controleren of er geen lekkages, slijtages of losse kabels zijn.

    Het windpark in Ooltgensplaat is bekend terrein. Monteurs van Bettink komen er al zeker vijf jaar om onderhoud te plegen en storingen te verhelpen aan de molens van Vestas, type V66. Er is altijd wel wat te doen, want, zoals een monteur later zal tegen de inspectie SZW verklaren: ‘Een Vestas is een turbine waarin het heel snel fout kan gaan.’ Als Arjan en Daan met hun collega’s tegen 8 uur aankomen, parkeren ze hun busjes op de Mariadijk. De collega’s nemen de eerste molen, Arjan en Daan de tweede.

    Tot halverwege de middag is er geen vuiltje aan de lucht. Maar dan kraakt in molen 1 ineens de portofoon. Er is iets mis bij Arjan en Daan, horen ze. Ze moeten komen. In de lift is het signaal slecht. Wat is er aan de hand? Als ze buiten staan, zien ze dat er brand is uitgebroken. Arjan en Daan staan boven op de gondel, op 70 meter hoogte. De zwarte rook wordt dikker. De brandweer arriveert, maar kan niets doen. Boven op de windmolen omhelzen de twee mannen elkaar. Hun broeken staan al in brand als Arjan naar binnen gaat, de vlammenzee in. Zijn verkoolde lichaam wordt later in de windmolen aangetroffen. Daan valt naar beneden.

    Wereldwijd dodelijke ongelukken tijdens bouw en onderhoud windmolens

    Het gruwelijke ongeval in Ooltgensplaat was niet het eerste met een windmolen – en ook niet het laatste. Over de hele wereld hebben zich dodelijke ongelukken voorgedaan tijdens bouw en onderhoud. De oorzaken varieerden van brand en een dodelijke val tot een omgevallen windmoleneen losgeraakte wiek of vallende ijsbrokken. In de Noordzee kwamen duikers om bij offshore windparken nadat ze bekneld raakten onder een betonblok of stikten toen de luchttoevoer was afgeknepen. Een klimmer stierf na een val.

    Meer over dit onderwerp: Geen geluksvogels door windmolensTrekvogelradarsysteem

    Brand komt met regelmaat voor, maar hoeft niet fataal te zijn. Zo wisten monteurs uit Oostenrijk en Duitsland op tijd te ontsnappen. In Nederland waren het – toeval of niet – opnieuw werknemers van Bettink Service en Onderhoud die betrokken waren bij een brand in een windmolen. In Zeewolde, in 2017, liep een van hen brandwonden op aan gezicht en handen. Twee collega’s raakten gewond aan hun handen, maar kwamen met de schrik vrij.

    Wel is er in de afgelopen jaren veel verbeterd. Vooral de forse uitbreiding van offshore windenergie, waarbij windparken op het water worden gebouwd, zorgde voor een professionalisering, deels te danken aan de ervaringen uit de fossiele industrie met haar olieboorplatforms en internationale wetgeving. Toen het Prinses Amalia-windpark bij IJmuiden in 2008 in gebruik werd genomen, zag Klaasjaap Buijs, destijds werkzaam als uitvoerder voor maritieme aannemer Van Oord, hoe er naar boven werd geklommen zonder gordel. ‘Als je van hoog valt,’ weet hij, ‘voelt dat water als beton.’ Sindsdien zag hij hoe de sector zich ontwikkelde van een ‘cowboywereld’ naar een volwaardige industrie.

    Op land – waar de regelgeving in die tijd nauwelijks afweek van die voor een glazenwasser – hebben vooral grote bedrijven als Siemens Gamesa, Vestas, Enercon en Nordex hun eigen procedures beter op orde gebracht. Zo moeten alle monteurs onder meer beschikken over een opleiding bedrijfshulpverlening (die verplicht is voor alle werkgevers in Nederland), een VCA-certificaat (een checklist voor aannemers om beheersing van veiligheid aan te tonen) en een bewijs dat je mag werken op hoogte en een collega kunt redden.

    Belangrijk is ook een bedrijfscultuur waarin monteurs zich nooit opgejaagd mogen voelen om een klus af te raffelen, zegt Sjors Holleman, die werkte als monteur bij Vestas en nu werkzaam is bij Siemens Gamesa. Hij hekelt stoerdoenerij. ‘Er mogen geen fouten worden gemaakt, het kan je laatste zijn. Veilig werken is de norm. Nieuwe collega’s leren eerst alles over veiligheid. Pas daarna gaan ze aan de slag.’

    De windindustrie is een nog relatief jonge industrie. Dat kan volgens experts de ongevallen voor een deel verklaren. En de groei gaat hard, met veel innovatie en nog volop kansen voor verdere kostenreductie en optimalisatie van bouwprocessen. Tegelijk zorgde die dynamiek voor een grotere veiligheid. Jan van Egmond, die in 1989 als een van de eersten in Nederland windmolens controleerde en repareerde, heeft veel zien veranderen en spreekt van een steile leercurve. ‘De veiligheid is echt op een hoog niveau gekomen,’ zegt hij. ‘Windenergie is nu het veiligst. Het ergste wat er kan gebeuren, is dat er een rotorblad afzwiept, maar het moet wel heel toevallig zijn als die zou vallen op een wandelaar die net voorbijkomt.’

    En toch. Ondanks de leercurve, de sterke veiligheidscultuur en de scherpere normering – vaak opgelegd en gecontroleerd door de industrie zelf – waren er ook vorig jaar weer dodelijke ongevallen. Bijvoorbeeld in een Noors windpark, met windmolens van Siemens Gamesa, toen een monteur stierf nadat zijn bovenlichaam bekneld raakte. De Noorse Arbeidsinspectie constateerde dat er geen supervisie en te weinig licht op de werkplek waren toen zware molenonderdelen werden verplaatst.

    De G+ Offshore Wind Health and Safety Organisation, een ledenorganisatie van eigenaren van offshore windparken, gaf in juni nog aan ‘teleurgesteld’ te zijn door de toename van verwondingen in Europa en de Verenigde Staten, zoals te zien in de toename van het aantal verloren werkdagen in 2019. Het aantal incidenten dat noodhulp of een medische evacuatie behoeft, steeg dat jaar met bijna eenderde.

    Gelukkig leiden de meeste ongevallen slechts tot kneuzingen en schaafwonden. In april vorig jaar botste een transferschip op een windmolen bij een Duits windpark bij de Groningse kust: drie mensen raakten gewond, van wie één ernstig. In juni liep een technicus in Schotland brandwonden op, waarna hij van een trapladder viel. Eerder die maand zorgde een ander installatieschip voor enorme schade in Duitsland toen een kraan instortte. Twaalf werknemers raakten gewond.

    Hoe komt wind ervan af als we vergelijken met andere energiebronnen?

    Ongelukken komen voor in elke industrie en bij elke wijze van energieproductie. Hoe komt wind ervan af als we vergelijken met andere energiebronnen? Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), dat toeziet op de veiligheid bij energiewinning in Nederland, deed een voorzichtige poging tot een vergelijking. In het in 2019 gepresenteerde rapport over de offshore windindustrie werd de zogeheten Ongevallen Frequentie Index over de afgelopen vijf jaar bepaald tussen de 2,1 en 2,4 ongevallen per miljoen gewerkte uren. Het rapport zette dit in perspectief door te vermelden dat dit in de olie- en gassector lager ligt dan 1 ongeval per miljoen gewerkte uren.

    Die vergelijking is echter misleidend. Windenergie is aanmerkelijk veiliger dan fossiele brandstoffen. Er speelt namelijk meer dan alleen ongevallen op de werkvloer. De grootste schade van energieproductie ontstaat wanneer steenkool, olie of gas wordt verbrand. Dan komen schadelijke stoffen vrij die de lucht vervuilen en zorgen voor problemen aan longen en luchtwegen. Datzelfde geldt als takken, mest en houtskool worden gestookt. Elk jaar sterven zeker vijf miljoen mensen in de wereld aan luchtvervuiling. Fossiele brandstoffen en biomassa zijn samen verantwoordelijk voor de meeste van deze vroegtijdige sterfgevallen. CO2-vrije energiebronnen zijn aanmerkelijk veiliger. Dat is logisch. Een windmolen, zonnepaneel of kerncentrale verbrandt niets, dus wordt er niets uitgestoten.

    Toch is dat niet het hele plaatje. Een vergelijking is pas compleet als ongelukken in de hele levenscyclus worden meegerekend: van de mijnbouw en transport van de brandstof en alle andere grondstoffen en materialen om installaties te bouwen tot aan de verwerking van het afval. Zelfs dan blijft het lastig, want de impact van elke energiebron is anders: bij de installatie van een zonnepaneel maakt iemand eens een ongelukkige val van het dak, bij een kernsmelting komt radioactieve straling vrij waarna een heel gebied jarenlang onbewoonbaar wordt verklaard. En dan is er nog de schaal. Fossiel produceert al gauw 80 procent van de energie in de wereld, zon en wind samen slechts 1,5 procent. Daarom moeten we voor alle energiebronnen kijken naar het aantal dodelijke slachtoffers, in ruime zin, per eenheid opgewekte energie.

    U raadt het: dat is geen gemakkelijke opgave.

    Een studie in The Lancet, gepubliceerd in 2007, kwam in de buurt. De auteurs hadden twee belangrijke conclusies. Eén: voor nog miljarden mensen brengt toegang tot moderne, betrouwbare energie vele voordelen die levens zullen redden. Twee: kernenergie is de veiligste manier om die energie te leveren.

    Dat laatste mag gerust een verrassing heten. Bij kernenergie denken we aan vreselijke rampen. Toch zette de finale studie naar het dodental van de kernramp in Tsjernobyl in 1986, gepubliceerd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in 2005, op niet meer dan vierduizend, vooral vanwege een toename van schildklierkanker. Het dodental van het ongeval bij de kernreactor in Fukushima in 2011, volgend op de tsunami, wordt in modellen geschat op hooguit tweeduizend, vooral mensen van wie de doodsoorzaak werd herleid tot stress die de evacuatie meebracht.

    Tijdens het onderzoek in The Lancet speelden hernieuwbare bronnen nog een te marginale rol voor een goede inschatting. Die kwam pas in 2016. Onderzoek naar ongelukken bij CO2-vrije bronnen sinds 1990 toonde aan dat bijna de helft van alle geregistreerde ongelukken, hoewel zelden fataal, op conto kwam van windenergie. Ongelukken met waterkrachtcentrales bleken veruit het meest dodelijk (met 97 procent van alle doden, bijvoorbeeld nadat een stuwdam het begeeft) en ongelukken met kernenergie, hoewel uiterst zeldzaam, het meest kostbaar (met zo’n 90 procent van alle financiële schade). Per geproduceerde eenheid energie kwamen de meeste ongelukken en de meeste doden voor bij windenergie.

    Alles bij elkaar brengt een onderzoeksteam aan de University of Oxford het volgende plaatje: om 1 TWh te produceren – genoeg om een gemeente als Alblasserdam of Franekeradeel met zo’n 20.000 inwoners een heel jaar van alle energie te voorzien – zorgt steenkool voor 24,6 doden, olie voor 18,4 en aardgas voor 2,8. Biomassa zit op 4,6 doden. Overige bronnen zitten onder de 0,1. Zonne-energie is het allerveiligst met 0,02 doden. Wind zit daar net boven met 0,04.

    Hoe dan ook, politici hebben ervoor gekozen dat in de komende tien jaar veel meer stroom zal komen uit windmolens. Dat ze een stuk veiliger zijn dan fossiele bronnen is een mooie bijvangst, maar dat ze geen CO2 uitstoten, was een veel belangrijker overweging. De Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA), branchevereniging van de windindustrie, verwacht dat er in de komende tien jaar zo’n duizend windmolens op land bij komen. Langs de kust zullen dat er nog eens tussen de 850 en 1.650 zijn, afhankelijk van de politieke ambities.

    Gezien de staat van dienst en snelle groei van de windindustrie is het genoeg om je af te vragen: hoe zit het met de veiligheid van de mensen die werken aan windmolens? Worden ze goed genoeg opgeleid? Gaat de sterke groei van windenergie misschien ten koste van de voorschriften? Hoe kan de veiligheid van de onderhoudsmonteurs beter worden gegarandeerd?

    Geen wetenschappelijke openbare data over incidenten in windindustrie

    Het blijkt lastig te zijn om inzicht te krijgen in het totaal aantal ongevallen in de windindustrie. Er is weinig openheid. De NWEA schrijft in een e-mail: ‘Op brancheniveau zijn er geen statistieken over.’ De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) constateerde dit in 2014 al bij een inventarisatie van de veiligheidsrisico’s van windenergie: ‘Er bestaan geen (openbare) wetenschappelijke databases die incidenten met windturbines of windturbineonderdelen registreren.’ De RVO noemde dit ‘opvallend’ en ving bot bij fabrikanten, onderhoudsbedrijven, kennisinstituten en verzekeringsmaatschappijen.

    Een bron van informatie is Caithness Windfarm Information Forum. Hier maakte ook de RVO gebruik van, omdat de database ‘wordt beschouwd als bron van waardevolle data waar zoveel mogelijk wereldwijde incidenten zijn genoemd’. Toch blijkt bij bestudering lang niet alle informatie zo betrouwbaar of verifieerbaar. Dat is wellicht niet verwonderlijk: de database wordt gevuld door leden van een actiegroep tegen windmolens. Het staat vol afgewaaide wieken, geknakte masten en spontane brandjes, doorgaans zonder al te veel schade.

    En waar het bij Caithness dodelijke incidenten betreft, gaan die bijvoorbeeld ook om een man die vorig jaar levend werd begraven toen een geul instortte waarin stroomkabels werden gelegd voor een windpark in Washington. Maar hoort dit ongeval niet eigenlijk bij de bouwsector? En wat als een privévliegtuigje een ongelukkige botsing maakt met een windmolen: is dit een ongeluk voor de windsector of de vliegsector? Of allebei, als blijkt dat de geraakte windmolen niet zichtbaar was op de luchtvaartkaart en dat de knipperende lamp bovenop niet werkte?

    Op gekleurde informatie kunnen we Paul Gipe niet betrappen. Gipe is een pionier in de Amerikaanse windindustrie en pleitbezorger van hernieuwbare energie. In 1981 begon hij dodelijke ongevallen bij te houden, nadat een collega tijdens het werk omkwam. Gipe schreef diverse basisboeken over windenergie. In elke nieuwe editie van Wind Power, meer dan 500 pagina’s dik, schrijft hij een actueel hoofdstuk over veiligheid. De sterfgevallen die hij documenteert, dienen als ‘doorlopende herinneringen aan het gevaar dat inherent is aan werken aan een energiecentrale, hoog boven de grond’.

    De gegevens leiden voor hem tot één conclusie: ‘De windindustrie zal zich meer moeten inspannen om de veiligheid te vergroten als ze haar belofte wil waarmaken om schoon, groen en onschuldig te zijn.’ Via Skype laat hij weten dat hij bekend is met het ongeval in Ooltgensplaat. ‘Alle wind deaths zijn gruwelijk, maar dit ongeval blijft hangen. Je weet dat er voor hen geen manier was om te ontsnappen.’

    De database van Gipe is evenwel verre van compleet, zegt hij zelf, want: ‘Data zijn controversieel.’ Telkens stuit hij op een gebrek aan bereidheid om kennis te delen over dodelijke ongevallen. ‘Er is een neiging tot geheimhouding en gebrek aan transparantie,’ zegt Gipe. ‘Een ongeval straalt slecht af op de bedrijven en de sector.’

    Dat is niet alleen zo in Amerika, waar de teller van het aantal doden in de windindustrie zou staan op 33. Ook in Nederland – 5 doden, sinds 1990 – blijkt veiligheid een gevoelig thema. Dirk van Blijswijk, die bij Mennens windmolenmonteurs traint, kan erover meepraten. ‘Fabrikanten zijn in het algemeen niet zo blij met kritische vragen en opmerkingen,’ vertelt hij op kantoor in Vlaardingen. ‘Ze zeggen altijd wel dat ze de veiligheid op orde hebben, maar bij controle blijkt dat het vaak niet zo is.’

    Illustratief voor het ongemak bij het onderwerp is het gesprek met Erik Jonkman, onderhoudsmonteur bij Nordex sinds 2013. We ontmoeten elkaar op een trainingsdag. Op de vraag of het werk in een windmolen nu echt wel zo gevaarlijk is, zegt hij stellig: ‘Ik vind het wel gevaarlijk, ja, en mijn vrouw ook.’ Een collega grijpt direct in. Dat hij zich wel moet realiseren dat hij met een journalist praat. ‘Ja, maar je moet toch maar mooi 80 meter omhoog klimmen,’ reageert Jonkman, ‘ook al zit je vast en gezekerd.’ De collega wil echter graag benadrukken dat de alledaagse risico’s zo goed mogelijk worden weggenomen, bijvoorbeeld door goede voorschriften, apparatuur en trainingen. Jonkman blijft verontwaardigd: ‘Dus jij vindt het geen gevaarlijk beroep?’ vraagt hij zijn collega nog.

    Telkens valt op in gesprekken dat de betrokkenen de grootste moeite doen om een balans te vinden. ‘Het risico kun je niet terugbrengen tot nul, maar je kunt wel mensen leren omgaan met risico’s,’ zegt Peter Van Cauwenberghe, managing director bij RelyOn Nutec, waar veiligheidstrainingen worden aangeboden. En: ‘Het werk is niet zonder gevaar, maar de veiligheid is goed geborgd.’

    Onderzoek naar ongeval Ooltgensplaat duurde 4 jaar, niet geopenbaard

    Wat ging er mis in molen 2 van het windpark in Ooltgensplaat? Het onderzoek duurde meer dan vier jaar. Nu het rapport af is, is het niet openbaar gemaakt. Details over het ongeval in Ooltgensplaat kwamen pas beschikbaar na een Wob-verzoek, ofwel een vraag om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur.

    Wie tussen de uitgewiste delen van het rapport van de inspectie SZW doorleest over de zaak-411301854 stuit op een reeks van vergissingen, misverstanden en nalatigheden. Zo gingen de monteurs van Bettink op pad met een werkbon waarop niet stond vermeld dat molen 2 een storing had. Bij een storing moet een senior aan de slag. Arjan Kortus en Daan Kous hadden geen relevante elektrotechnische opleiding, waren nog geen jaar in dienst waren en werkten als junior. In Ooltgensplaat werkten ze aan elektrische systemen waar ze de stroom op hadden laten zitten. Toen ze zekeringen moesten trekken, gebruikten ze tegen de voorschriften in een waterpomptang: een indicatie dat ze bij een probleem een creatieve oplossing probeerden te zoeken.

    De inspectie concludeerde ook: er waren bij Bettink te weinig werkoverleggen over veiligheid, met veiligheidsvoorschriften werd ‘niet eenduidig’ omgegaan en er was geen consequent beleid om werknemers hierop aan te spreken. Arjan en Daan hadden bovendien hun veiligheidsgordel in de bus laten liggen.

    Hoe ontstond de brand? In januari 2018 presenteerde het Openbaar Ministerie het rapport. De brand zou het gevolg zijn van kortsluiting, die was ontstaan nadat een van de monteurs een inbussleutel had laten vallen, die vervolgens in de meterkast belandde waar de elektriciteit niet volledig was uitgeschakeld. De officier van justitie zei nog dat het ‘botte pech’ was. Zou je zo’n situatie honderd keer nabootsen, stelde hij, dan zou het niet één keer zo gaan.

    Werkgever Bettink ging vrijuit. De vraag of Arjan en Daan nog zouden hebben geleefd als ze meer ervaring en technische kennis zouden hebben gehad, bleef onbeantwoord.

    Steeds grotere vraag naar mensen die windmolens onderhouden

    De snelle groei van windenergie betekent een steeds grotere vraag naar mensen die windmolens onderhouden. Alleen al voor de nieuwe offshore parken, zo liet RVO in 2019 berekenen, gaat het om vele honderden mensen die in de komende jaren aan de bak moeten. De meeste monteurs hebben een opleiding elektrotechniek of mechanica: kennis van beide is essentieel, dus bijscholing is altijd nodig. Daarbij zijn moderne windmolens steeds vaker uitgerust met ontelbare sensoren en de nieuwste computertechnologie. Storingen worden vaak op afstand ‘uitgelezen’ op een laptop en soms meteen verholpen door op een paar toetsen te klikken. ‘Overal is een lampje voor,’ zegt Erik Jonkman van Nordex. ‘Je moet zo ongeveer ook al een IT-expert zijn.’

    Zulke alleskunners zijn lastig te vinden. Een andere medewerker van Nordex zegt: ‘We zijn allang blij als we iemand vinden die gemotiveerd en serieus is en geen hoogtevrees heeft.’ Bedrijven leiden hun mensen steeds vaker zelf op. Sommigen van de cursisten hebben nog nooit een hamer vastgehouden en krijgen in de avonduren een interne opleiding.

    De ouders van Arjan Kortus en Daan Kous – die een verzoek voor een interview afsloegen, maar de aandacht voor veiligheidskwesties rondom windmolens steunen – menen dat hun zoons niet goed zijn opgeleid. En inderdaad, opleidingsinstituut Quercus leidde werknemers van Bettink op voor elektrotechnische werkzaamheden, maar tussen de namen van geslaagde cursisten komen die van Arjan en Daan niet voor. Op de lijst van deelnemers evenmin. Zonder begeleiding, stellen hun ouders, hadden ze nooit aan een meterkast moeten werken. In een interview met De Telegraaf in 2018 lieten ze optekenen dat de wetgeving rond de windmolenbranche ‘gewoon verrot’ is. Zonder al te veel kennis, zeiden zij, moeten onervaren monteurs in hun eentje elektrische storingen verhelpen.

    Toen er na het ongeval van de PvdA Kamervragen kwamen, meldde de verantwoordelijke minister eerst dat het onderzoek naar het ongeval bij Ooltgensplaat moest worden afgewacht. Na anderhalf jaar werden Kamerleden ongeduldig, waarop de minister meldde dat er van ‘specifieke verbeteracties’ nog geen sprake kon zijn. De verantwoordelijkheid lag volgens hem bij de windindustrie, waar werkgroepen en commissies ‘voortdurend’ bezig zijn om voorschriften en veiligheidsregels te verbeteren.

    Bij branchevereniging NWEA is dat het werkgebied van de commissie Veiligheid en Gezondheid, met vertegenwoordigers van diverse grote spelers. Die werkte de afgelopen jaren aan een herziening van de arbocatalogus, die nog altijd niet is afgerond. Commissievoorzitter Klaasjaap Buijs, voorheen Van Oord en nu werkzaam bij energiebedrijf Ørsted, zegt dat het onderzoek naar het ongeval in Ooltgensplaat ‘geen grote verrassingen’ heeft opgeleverd. ‘De grootste les,’ zegt hij, ‘is dat mensen bewust moeten zijn van procedures op de turbine.’ Hij vindt vooral dat ‘de bedrijfscultuur’ op orde moet zijn.

    In de zoektocht naar personeel staan de fabrikanten en onderhoudsbedrijven uit de windindustrie geregeld op open dagen van technische scholen. Veel jongeren, zo merken ze, vinden het wel interessant. Zijn hun ouders erbij, dan trekken die hun zoon of dochter vaak mee naar het volgende kraampje. Ouders zien hun kinderen toch liever werken in een machinefabriek dan in een smalle constructie van meer dan 100 meter hoog. Maar, benadrukt Dimitri Baan, manager service Nederland van Nordex: ‘De windindustrie is misschien wel een van de veiligste industrieën om in te werken. Als je cv-ketels installeert, krijg je heus niet vier of vijf keer per jaar een veiligheidstraining.’

    Toch bieden die trainingen geen garantie. Een onderzoek van de Glasgow Caledonian University liet zien dat onderhoudsmonteurs van windmolens moeite hebben om belangrijke veiligheidsinstructies terug te halen. Na een studie onder dertig technici zagen de onderzoekers dat de kennis al binnen een maand na een opfriscursus dramatisch was gezakt. Dirk van Blijswijk kan dat bevestigen uit zijn dagelijkse werk als trainer. ‘Sommige cursisten presteren het,’ zegt hij, ‘om hun eigen veiligheidsgordel, die ze elke dag aan en uit horen te doen, achterstevoren aan te trekken.’

    Misschien is er ook sprake van druk. Ook inspecteur-generaal Theodor Kockelkoren van de SodM wees in een analyse van de veiligheid bij offshore windparken op de snelle groei: ‘De risico’s worden mogelijk nog vergroot door de groeiambities.’ Is er druk om werk snel af te ronden? Sjors Holleman van Siemens Gamesa ontkent dat. ‘Uiteindelijk staat voorop dat iedereen aan het einde van de dag weer veilig en gezond thuis komt.’

    Of werkt het in de dagelijkse praktijk misschien wel net iets anders, zoals dat ook het geval is met veiligheidsvoorschriften? Een arbeidsinspecteur vroeg tijdens het onderzoek naar het ongeluk in Ooltgensplaat aan een monteur van Bettink of hij wel eens heeft gemeld dat hij niet veilig kan werken. ‘Eigenlijk nooit,’ luidde het antwoord. ‘Als zo’n situatie voorkomt, ga je toch gewoon je werk doen.’ Op de vraag waarom hij het niet meldde: ‘Je wil gewoon je ding doen en aan het einde van de dag weer tevreden je klus af hebben.’

    Bovendien, zo zei de monteur: ‘Die molen moet weer draaien.’

    Hoe werkomstandigheden monteurs verbeteren? ‘Leid ze fatsoenlijk op’

    Hoe kunnen de werkomstandigheden voor de monteurs worden verbeterd? Leid mensen fatsoenlijk op, meent Paul Gipe. Maak strengere wetten, meent Dirk van Blijswijk. ‘Nu moeten de bedrijven de wetten en normen alleen nog kennen en ernaar handelen – en hier moet op gehandhaafd worden.’


    Lees dit omslagverhaal terug: Het failliet van het klimaatplan

    Los daarvan bestaat de vrees dat bedrijven er liever niet al te veel geld aan geven om de veiligheid te verbeteren. Van Blijswijk vertelt over gesprekken met een windmolenfabrikant die zich niet hield aan de nieuwe verplichting van een vlamvertragende evacuatiemogelijkheid: het is volgens hem een onderwerp dat de industrie ‘liever niet aan de grote klok wil hangen’. De reden is dat veel windmolens hier niet mee zijn uitgerust. ‘Ik vermoed dat het ze veel geld gaat kosten om die achteraf overal te gaan inbouwen.’

    Geld speelt natuurlijk geen onbelangrijke rol. Dat weten ze ook bij de SodM. In een telefoongesprek zegt Theodor Kockelkoren: ‘Windparken moeten snel af, want dat is beter voor de winstgevendheid.’ Te lang is er volgens hem met ‘een roze bril’ gekeken naar veiligheid, maar: ‘Een ongeluk zit in een klein hoekje. De industrie zou de ambitie moeten hebben om incidenten omlaag te krijgen. Het is belangrijk dat industrie nu gaat leveren.’

    Bij de aanbesteding van windmolens zou de overheid veiligheid prominenter moeten meenemen als eis. Volgens het SodM gebeurt dat nog onvoldoende, omdat er vooral op prijs wordt geconcurreerd. En, vult Kockelkoren aan, nu veiligheid inmiddels wél wordt meegenomen, moet het nog beter en concreter worden omschreven. ‘Al op de tekentafel moet beter worden nagedacht over hoe monteurs kunnen wegkomen bij een calamiteit.’ Hij voegt toe dat dit ‘waarschijnlijk extra geld’ gaat kosten. Branchevereniging NWEA onderschrijft de aanbevelingen.

    Gemakkelijk zal het niet zijn om ernstige ongevallen uit te sluiten. Als iemand daarover heeft nagedacht, zal het Joop Bettink zijn, directeur van Bettink Service en Onderhoud. Toen de inspectie SZW hem vroeg hoe een ongeluk als dat in Ooltgensplaat in de toekomst kan worden voorkomen, zei hij: ‘Dat is een moeilijke vraag.’ Nu, zo’n twee jaar na de publicatie van het onderzoek, wil Bettink niet ingaan op deze vraag, of andere vragen over eventuele aanpassingen in het beleid rondom veiligheid. Wel zoekt zijn bedrijf naar nieuwe monteurs. ‘Wil jij met je carrière letterlijk en figuurlijk de hoogte in?’ staat er op de website. ‘Pak die baan naar de top!’

    Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (www.fondsbjp.nl).

    Elsevier

    0 reacties :

    Een reactie posten