De Tafelronde: al 120 jaar het besloten overleg van de Nederlandse elite

Datum:
  • maandag 14 december 2020
  • in
  • Categorie: ,
  •  Eens per zes weken komen topbestuurders uit het bedrijfsleven, de financiële wereld en de politiek bijeen in een old boys network: de Tafelronde. Leden ontkennen steevast elke vorm van invloed en doen het genootschap vaak af als een eetclubje voor de Nederlandse elite. Maar recent archiefonderzoek laat zien dat de Tafelronde werd opgericht met een gericht doel, dat nog steeds doorsijpelt in haar huidige ledensamenstelling. Het genootschap heeft voorts een wonderlijke band met NRC Handelsblad.



    LUISTER DIT ARTIKEL
    0:00
    /
    36:02

    Na een lange vakantie in de Verenigde Staten stapt hoofdredacteur Ben Knapen op 30 oktober 1990 zijn werkkamer bij NRC Handelsblad binnen. Bij de stapel post die daar op hem wacht, ligt al een week een prangende brief van de oud-staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en voormalig KLM-topman Ernst van der Beugel. Die schrijft:

    ‘Beste Ben, Wij hebben gelukkig nogal veel met elkaar gecorrespondeerd en wij deden dat meestal in de door ons beiden zo gewaardeerde lichtere toon. Dit is voor het eerst een brief, die in volle ernst wordt geschreven. Ik hoopte, dat ik je gisteren op de Tafelronde zou ontmoeten, maar ik realiseerde mij wat laat dat je een zo verdiende reis met je vrouw maakte.’

    De brief gaat over de column ‘Israëlisch zelfbedrog’ van de vaste NRC-columnist J.A.A. (Jacques) van Doorn, die op 18 oktober in Knapens krant was verschenen. In dat stuk doet Van Doorn, een van de grondleggers van de sociologie in Nederland, verslag van onlusten in Jeruzalem tussen moslims en joden die toegang tot de Tempelberg probeerden te krijgen. Het conflict kwam tot een bloedig einde doordat het Israëlische leger ingreep en achttien Palestijnen doodde. Van Doorns column deed veel stof opwaaien: critici verweten hem dat hij ‘joodse journalisten beschuldigde van zelfcensuur ten behoeve van de joodse zaak’.

    ‘De Hoofdredactie dient onverwijld alle banden met Van Doorn te verbreken. Ik vertrouw erop, dat deze lijn zal worden gevolgd’

    ‘Het stuk van Van Doorn is weerzinwekkend,’ schrijft Van der Beugel aan Knapen, ‘maar dat zijn wel meer stukken en ook dat is niet relevant voor mijn oordeel. Wel relevant is, dat het stuk van Van Doorn niet alleen een abject en demagogisch Palestijns propagandaverhaal is, dat niet verbeterd zou kunnen worden door de voorlichters van Arafat en Saddam Hussein, maar dat het onverbloemd antisemitisch is.’

    Dat de krant inmiddels ruimschoots plaats heeft geboden aan kritische reacties op Van Doorns column en een artikel van de Israëlische ambassadeur zou publiceren, vindt Van der Beugel onvoldoende. De oud-staatssecretaris van Buitenlandse Zaken ziet maar één oplossing: ‘De Hoofdredactie dient onverwijld alle banden met Van Doorn te verbreken en er zorg voor te dragen dat hij nimmer meer gelegenheid krijgt enig artikel in NRC-Handelsblad te publiceren. Er behoort in de krant nimmer ruimte te zijn voor “Auschwitz revisited”. Voorts dient de Hoofdredactie de beslissing ten aanzien van Van Doorn met redenen omkleed te publiceren. Ik vertrouw erop, dat deze lijn zal worden gevolgd. Mocht dit onverhoopt niet gebeuren, dan zal ik samen met de vele gelijkgestemden alles in het werk stellen om langs andere wegen, en met andere middelen die mij ter beschikking staan, hetzelfde doel te bereiken.’

    De Tafelronde

    Klaarblijkelijk wilde Van der Beugel zijn eis om Van Doorn te ontslaan niet graag aan het papier toevertrouwen. Liever had hij Knapen apart genomen voor een tête-à-tête tijdens een bijeenkomst van de Tafelronde. Dat besloten genootschap brengt – ook nu nog – elke zes weken een deel van de Nederlandse elite tezamen in het Wassenaarse kasteel De Wittenburg. Veel meer is er niet over bekend.

    Wat is dat voor een gezelschap, waarbinnen een oud-politicus zich blijkbaar vrij voelt de hoofdredacteur van een chique krant te sommeren een prominent auteur te ontslaan? Wie nemen nog meer deel, en wat voor kwesties komen er ter tafel?

    Wie zoekt naar publieke bronnen over de Tafelronde, zal grondig te werk moeten gaan. Allereerst dragen diverse zogeheten serviceclubs, die niets met het genootschap te maken hebben, dezelfde naam. Voorts laten leden zelden iets los over hun deelname, en wordt het genootschap in voorkomende gevallen zelden bij de naam genoemd. Meestal wordt aan de Tafelronde gerefereerd met vage beschrijvingen als ‘een eetclub van heren’, of simpelweg ‘de eetclub’.

    ‘We komen elke zes weken bijeen en dan eten we met elkaar. En kletsen. Dat is ontzettend leuk’

    Toch lichten leden sporadisch een tipje van de sluier op. Neem Ed van Thijn, PvdA-politicus en oud-burgemeester van Amsterdam, die het genootschap in zijn boek Blessuretijd (2012) beschrijft als ‘een gezelschap van oud-politici, hoge ambtenaren en mensen uit het bedrijfsleven dat maandelijks brandende kwesties doorneemt’. Ook Gerrit Wagner, voormalig president-directeur van Koninklijke Shell en oud-voorzitter van de Tafelronde, noemde het genootschap zijdelings. Dat was in een marathoninterview met journalist Ronald van den Boogaard, drie maanden voor Van Doorns geruchtmakende column verscheen: ‘We komen elke zes weken bijeen en dan eten we met elkaar. En kletsen. Dat is ontzettend leuk. En omdat het verschillende mensen zijn, van verschillende achtergronden hoor je en debateer je. Dat stimuleert mij.’

    De club bestaat al decennialang en heeft veel zeer prominente leden – veel meer is publiekelijk niet bekend. Een rondgang bij enkele leden levert aanvankelijk alleen afhoudende reacties op: ‘De Tafelronde is een platform voor gesprek en discussie en heeft een vertrouwelijk karakter. Die vertrouwelijkheid wil ik graag respecteren,’ mailt oud-premier Jan Peter Balkenende. ‘Een eetclub, zoals er verschillende van zijn, soms met namen die op elkaar lijken,’ schrijft oud-minister Ernst Hirsch Ballin. ‘U zult dus al hebben gehoord dat de leden ervan privé elkaar bij de maaltijd ontmoeten voor een gesprek over actuele onderwerpen. Ik denk niet dat ik daar iets aan kan toevoegen.’

    "Mij ontgaat de reden en het nut om onderzoek te entameren naar een van de ontelbare informele groepjes waaraan niets geheims is, maar waarover ook niets te melden valt"

    Ben Knapen wil alleen kwijt dat het genootschap een ‘discussieclubje’ is, waar hij een tijd ‘dienstbaar corvee’ heeft gedaan als voorzitter. Voormalig PvdA-politicus en ex-topambtenaar Herman Tjeenk Willink laat per e-mail weten gewoonlijk mee te werken aan journalistiek onderzoek, maar met dit verzoek in zijn maag te zitten: ‘In dit geval ontgaat me echter volstrekt de reden en het nut om juist op het moment dat er zoveel gebeurt dat professionele, kritische journalisten zou moeten bezighouden, een historisch onderzoek te entameren naar een van de ontelbare informele groepjes en eetgezelschappen die er in Nederland bestaan, zonder enige juridische status, zonder enige organisatorische infrastructuur, waaraan niets geheims is, maar waarover ook niets te melden valt.’

    Terwijl de huidige leden liever zwijgen over het reilen en zeilen van het genootschap, blijken inmiddels overleden Tafelronde-genoten openhartiger te zijn geweest. In hun vaak omvangrijke persoonlijke archieven zijn tal van sporen te vinden die naar de ‘eetclub van heren’ leiden.

    In het archief van de in 2008 overleden emeritus hoogleraar chemie Frits Böttcher bevindt zich zelfs een volledige map over het genootschap. Over Böttcher, mede-oprichter van de Nederlandse tak van de Club van Rome, publiceerde FTM al eerder; hij was een door het bedrijfsleven gefinancierde klimaatscepticus. Böttcher zei over zichzelf dat hij de ‘bewaarziekte’ had en ook de Tafelronde bleef daarvan niet gevrijwaard. Ondanks de ongeschreven regel dat wat zich tijdens Tafelronde-bijeenkomsten afspeelt binnenskamers blijft, heeft Böttcher al zijn documenten over de Tafelronde keurig gearchiveerd: interne correspondentie, drie ledenlijsten en, als kroonstuk, een brochure met een beknopte ontstaansgeschiedenis van het gezelschap.

    ‘De geschiedenis onzer Tafelronde’

    Böttcher treedt in 1968 tot het genootschap toe. Ter voorbereiding van zijn eerste bijeenkomst krijgt Böttcher de brochure opgestuurd: De geschiedenis onzer Tafelronde. Het acht pagina’s tellende document is opgesteld door Wilhelmus Hendrik van Leeuwen (1887-1960), voormalig president-directeur van de Koninklijke Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek, en beschrijft de geschiedenis van het genootschap tot 1945. Het document is slechts één keer eerder aangehaald: in de biografie over Jelle Zijlstra, Jelle zal wel zien, van historicus Jonne Harmsma.

    Het daagde ondernemers dat zij moesten samenwerken om de Ongevallenwet, en eventuele andere toekomstige sociale wetgeving, te pareren

    Volgens chroniqueur Van Leeuwen moeten we terug naar het eind van de negentiende eeuw om de totstandkoming van de Tafelronde te begrijpen. In 1899 dient Cornelis Lely, minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, een voorstel in voor de allereerste sociale-verzekeringswet van Nederland: de Ongevallenwet. Deze wet zal werkgevers verplichten hun werknemers te verzekeren bij een daartoe speciaal opgerichte Rijksverzekeringsbank. Tot dan toe bestonden voorzieningen op dit vlak voornamelijk uit particuliere initiatieven van ondernemers; ze waren echter schaars en meestal niet toereikend. Gebruikelijker was dat fabriekseigenaren hun werknemers de schuld van een bedrijfsongeval in de schoenen schoven. Voor de slachtoffers betekende dat doorgaans een forse loonsverlaging of ontslag, waarna ze aan de liefdadigheid waren overgeleverd.

    Van Leeuwen meldt in zijn brochure dat het bedrijfsleven compleet was overvallen door de indiening van de Ongevallenwet. Tot dan werkte de Nederlandse bedrijfstop hooguit op regionaal niveau samen, met Twente, Amsterdam en Rotterdam als voornaamste clusters. Maar nu daagde het besef bij ondernemers dat zij op nationaal niveau moesten samenwerken om de Ongevallenwet, en eventuele andere toekomstige sociale wetgeving, te pareren.

    Machinefabrikant Stork besluit een krant op te richten, die als spreekbuis van de Nederlandse grootindustriëlen moet dienen"

    Op initiatief van de Twentse textielmagnaten besloot men de krachten te bundelen.  Zo ontstond de Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers, de oudste voorloper van het VNO-NCW. De nieuwe strategie wierp direct zijn vruchten af. Onder leiding van machinefabrikant Dirk Willem Stork wist het verenigde bedrijfsleven met succes de Ongevallenwet van enkele amendementen te voorzien, waardoor fabrieksdirecteuren de mogelijkheid behielden de risicoverzekering van hun medewerkers zelf te regelen.

    Een krant om ‘verspreide medestanders te verzamelen’

    Met de Ongevallenwet in het achterhoofd richt Stork de blik naar de toekomst. Hij besluit een krant op te richten, die als spreekbuis van de Nederlandse grootindustriëlen moet dienen. Stork verwachtte dat deze krant ‘de openbare mening zou kunnen beïnvloeden en in het bijzonder open zou staan voor de verspreiding van de inzichten welke leefden bij de industrie’. ‘Immers,’ zo schrijft hij in een notitie die zich in zijn archief bevindt, ‘wie iets wil bereiken moet zijn verspreide medestanders verzamelen [en] de onverschilligen zien te bereiken om hun voor het dreigend gevaar te waarschuwen’. Het middel bij uitstek hiervoor is, aldus Stork, ‘De pers en het gesproken woord.’

    Met de schatrijke textielbaron Jan Bernard van Heek (de directeur van Van Heek & Co) en Ten Cate (van de Almelose textielfamilie Ten Cate) richt Stork in 1900 De Nieuwe Courant op. De krant moest eraan bijdragen dat de inmenging van de Nederlandse Staat in de economie in het voordeel van de elite zou werken. In krachtig schoonschrift meldt Stork: ‘In het dagblad zal op populaire smakelijke wijze worden gestreden tegen de tegenwoordige eenzijdige richting op sociaaleconomisch gebied, waardoor ontworpen sociale regelingen getoetst worden uitsluitend aan het belang van een klasse en waardoor alles zoveel mogelijk aan den staat wordt opgedragen en zoo min mogelijk aan het particuliere initiatief wordt overgelaten.’


    De Nieuwe Courant werd ondersteund door een commissariaat dat, naast Stork zelf, bestond uit een verzameling van conservatief-liberale ambtenaren, fabrieksdirecteuren, verzekeringsmaatschappijen en medewerkers van de net opgerichte Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers. De redactionele leiding kwam in handen van Plemp van Duiveland, die in een terugblik op deze periode zei dat hij ‘de industrieele belangen had voorgestaan en daarbij de beginselen der Vrij-liberale partij verdedigd’. Het eerste exemplaar van de krant verscheen op zondag 30 december 1900.

    Van Leeuwen schrijft in De geschiedenis onzer Tafelronde dat de raad van commissarissen van De Nieuwe Courant hoofdredacteur Van Duiveland in zijn missie wil ondersteunen door hem ‘in nauwe aanraking te brengen met belangrijke figuren uit politiek en bedrijfsleven’. Daarom wordt de traditie gestart om Van Duiveland na de rvc-vergaderingen uit te nodigen voor een gezamenlijk diner, waarbij ook topmensen uit het bedrijfsleven en de politiek aanzitten.

    De etentjes werden georganiseerd in het vermaarde restaurant Van der Pijl, op het Haagse plein de Plaats. ‘Wie daar rond etenstijd naar binnen keek,’ schrijft historicus Johan Schwenke in zijn boek Wandelingen door oud-Den Haag (1965), ‘kon genieten van de schittering van kristal en tafellinnen dat zo hagelwit was dat het blank ivoor leek’. Bij deze diners ‘ligt de oorsprong van onze Tafelronde,’ aldus Van Leeuwen.

    Dat De Nieuwe Courant was opgezet als spreekbuis voor het bedrijfsleven bleef niet onopgemerkt. Het progressief-liberale Kamerlid Willem Treub beschuldigde in 1908 de hoofdredacteur van de krant ervan dat hij zijn oordeel aan werkgevers ‘had verpand, zoo niet verkocht’. Maar een onderzoekscomité, ingesteld door de Nederlandsche Journalistenkring (de voorloper van de huidige Nederlandse Vereniging van Journalisten), verklaarde Van Duivelands eerlijkheid en onafhankelijkheid boven twijfel verheven. Wel had de kring zijn bedenkingen over de precedentwerking die de innige band tussen de krant en de werkgevers kon hebben voor ‘zwakkere broeders'.

    In 1911 wordt Van Duiveland, dan nog steeds hoofdredacteur van De Nieuwe Courant, zelfs benoemd tot voorzitter van de Journalistenkring. Nadat Van Duiveland in 1920 op medisch advies ‘een werkkring zonder emotie’ moet zoeken, wordt hij perswoordvoerder bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hier zou hij de basis leggen voor de oprichting van de Rijksvoorlichtingsdienst in 1931.

    Het perspectief van de Nederlandse elite vindt maar zeer beperkt aftrek onder de Nederlandse bevolking

    In aanloop naar de oprichting van De Nieuwe Courant schrijft Stork nog hoopvol dat ‘nimmer een dagblad onder gunstiger omstandigheden, met meer kans op succes, werd gesticht.’ Maar ondanks de steun van de grootindustriëlen werd de krant nooit een financieel succes. Het perspectief van de Nederlandse elite vindt maar zeer beperkt aftrek onder de Nederlandse bevolking. De artikelen van hoofdredacteur Van Duiveland deden soms wat stof opwaaien, maar ‘het grote publieke heeft men nooit kunnen bereiken,’ schrijft Van Leeuwen in zijn brochure.

    In 1922 wordt besloten de krant uit haar lijden te verlossen en over te doen aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC), waar het tot 1933 als afzonderlijke titel zou worden uitgegeven. Daarna gaat De Nieuwe Courant op in de NRC.

    Het veranderende karakter van de Tafelronde

    De publieke stem van de industriële elite gaat weliswaar teloor, maar die andere vrucht uit haar schoot – de Tafelronde – blijft onzichtbaar gedijen, en neemt in de jaren daarop in gewicht en omvang toe. Nieuwe industriëlen en zakenmannen treden toe, waaronder Frederik Hendrik (Frits) Fentener van Vlissingen, een van de oprichters en eerste financiers van de KLM en Hoogovens, en directeur en eigenaar van de Steenkolen Handels Vereeniging (SHV); Paul Rijkens, onder wiens leiding in 1929 de Nederlandse Margarine Unie en Lever fuseerden tot Unilever; Wilhelmus Hendrik van Leeuwen, de chroniqueur van de Tafelronde en president-directeur van de Koninklijke Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek; en August Philips, directeur bij Shell en neef van Philips-oprichter Anton Philips.

    Ook de financiële sector sluit zich aan bij het genootschap. Onder hen bevinden zich bankier Allard Pierson van Pierson en Co., tegenwoordig onderdeel van ABN Amro; Jan Willem Hendrik Pattijn, effectenhandelaar op de Amsterdamse beurs en partner in Hendrik Pattijn en Co, dat na een lange omweg van fusies en overnames zou eindigen onder de Britse bank Barclays. Van overheidszijde schuift Leonardus Trip aan; hij was tot 1923 thesaurier-generaal en van 1931 tot 1946 president van De Nederlandsche Bank (DNB).

    Veranderingen in de samenstelling van het ledenbestand volgen op veranderingen in de Nederlandse economie

    De Tafelronde lijkt ernaar te streven steeds een afspiegeling te zijn van de vigerende politieke en economische elite. Veranderingen in de samenstelling van het ledenbestand volgen op veranderingen in de Nederlandse economie. Leden van het eerste uur waren vaak afkomstig uit de oude adellijke geslachten van het vooroorlogse Nederland, en waren verbonden aan handel, textiel en scheepvaart. In de jaren ’30 tekent zich een kentering af, die zich na de Duitse bezetting zou versnellen. Relatief nieuwe sectoren, zoals de (petro)chemie, de luchtvaart en de elektronica, zijn in opkomst. Veel nieuwe leden komen uit deze gelederen.

    Minstens drie president-directeuren van Shell waren lid van de naoorlogse Tafelronde: Barthold Theodoor Willem van Hasselt (1949-1951), Gerrit Wagner (1971-1977) en, recenter, Jeroen van der Veer (2000-2005). Ook Lykle Schepers, van 1952 tot 1964 managing director bij Shell, één niveau lager dan de ceo, was lid. Gerrit Wagner was van 1975 tot 1987 voorzitter van het genootschap.

    Tussen 1963 en 1984 gaan de Tafelronde-leden voor het diner regelmatig eerst naar Shells hoofdkantoor in Den Haag. Daar bekijken de heren gezamenlijk korte, door Shell geproduceerde films als ‘Plastics: producten van onze tijd’, ‘Een boortoren verhuist’ en ‘De Golden Lands’, een film die blijkens de omschrijving laat zien ‘hoe de olie-industrie bijdraagt aan economische welvaart in sommige landen in het verre Oosten’.

    Ook Dick Benschop, oud-directeur van Shell Nederland (2011-2015) en huidig ceo van Schiphol, is lid. Philips wordt vertegenwoordigd door Eduard Pannenborg, lid van de raad van bestuur van Philips (1969-1984) en Gerard Kleisterlee, bestuursvoorzitter van het bedrijf (2001-2011). Een ander ‘kroonjuweel’ van de Nederlandse economie, de KLM, wordt vertegenwoordigd door onder meer Fons Aler (1953-1959) en de al genoemde Ernst van der Beugel (1959-1963). Van der Beugel was tevens secretaris-generaal van de Bilderberg-conferenties in Europa en Canada.

    Frans van Hoven, die het na een lange carrière in 1976 tot topman van Unilever schopt en van 1984 tot 1994 commissaris is bij ABN Amro, is lid van het genootschap. Net als Morris Tabaksblat, die eveneens ceo van Unilever (1994-1999) is en tal van bestuursfuncties vervult, onder meer bij Aegon en Reed Elsevier. Jan Hommen, nog zo’n verzamelaar van commissariaten, was in zijn lange carrière onder meer actief voor de ING, Campina, Reed Elsevier en Ahold. Van 1991 tot 2005 was Hommen chief financial officer bij Philips.

    Na de Tweede Wereldoorlog treden meer politici en topambtenaren tot de Tafelronde toe. Tal van staatssecretarissen, ministers en oud-premiers schuiven in de loop der jaren aan in kasteel De Wittenburg. Ook publieke instellingen als het CPB en De Nederlandse Bank zijn goed vertegenwoordigd. Gerrit Zalm (directeur CPB, 1989-1994) en Coen Teulings (2006-2013) zijn lid van de Tafelronde. Naast de al genoemde Leonardus Trip waren ook latere DNB-directeuren Marius Holtrop (1946-1967), Jelle Zijlstra (1967-1982), Wim Duisenberg (1982-1997) en Nout Wellink (1997-2011) lid van het genootschap.

    In de loop van de jaren schuiven de volgende staatssecretarissen en ministers aan: Onno Ruding (minister van Financiën 1982-1989), Jos van Kemenade (minister van Onderwijs 1973-1977), Ad Melkert (minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1994-1998), Gerrit Zalm (minister van Financiën 1994-2002), Jeroen Dijsselbloem (minister van Financiën 2012-2017, tegenwoordig bestuurslid bij Transparancy International), Ernst Hirsch Ballin (minister van Justitie 1989-1994 en 2006-2010), Jaap de Hoop Scheffer (minister van Buitenlandse Zaken 2002-2003, secretaris-generaal van de NAVO 2004-2009), Klaas de Vries (minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1998-2000 en Binnenlandse Zaken 2000-2002).

    De ‘kameraadschap’ van (oud)premiers

    De Tafelronde reikt zelfs tot in het Torentje. Zeker vijf premiers hebben deelgenomen aan de Tafelronde. Piet de Jong (1967-1971), Wim Kok (1994-2002) en Jan Peter Balkenende (2002-2010) zijn allemaal toegetreden nadat hun ambtstermijn erop zat. Jelle Zijlstra (1966-1967) en Barend Biesheuvel (1971-1973) waren al lid, en bleven dat ook, toen ze minister-president van het land werden.

    ‘Onze contacten van voorheen betekenen in ieder geval, dat [mijn] nieuwe Kabinet geheel op de hoogte is van de problemen rondom de scheepsbouw’

    Uit de archieven van Barend Biesheuvel, die in het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit liggen opgeslagen, blijkt dat enkele leden van de Tafelronde zich ervan bewust zijn dat Biesheuvels lidmaatschap mogelijk op gespannen voet staat met zijn premierschap.

    Bij zijn aantreden als premier krijgt Biesheuvel felicitaties van Tafelronde-lid Piet Goedkoop, directeur van de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij (NSM). Biesheuvel was in 1967 voorzitter van het College voor de Scheepsbouw; Goedkoop verblijdt zich daarover en schrijft de premier dat hij zo ‘in ieder geval aardig bekend is geraakt met het wel een wee van deze tak van nijverheid, die met dit nieuwe kabinet geen risico zal lopen als vergeten of onbegrepen kindje mede te lopen’.

    Op 13 juli 1971 volgt een instemmende reactie van de premier: ‘Onze contacten van voorheen betekenen in ieder geval, dat het nieuwe Kabinet geheel op de hoogte is van de problemen rondom de scheepsbouw. Op mijn persoonlijke belangstelling en steun kun je steeds rekenen, voor zover dat in mijn vermogen ligt.’ Voorts laat de premier weten dat hij het betreurt dat het persoonlijke contact tussen hen nu minder frequent zal zijn. ‘In elk geval zal mijn lidmaatschap aan de Tafelronde gecontinueerd worden.’

    Ook Ernst van der Beugel wendt zich schriftelijk tot de premier. Op 30 mei 1972, Biesheuvel is net een jaar premier, schrijft Van der Beugel: ‘[Het] is de vraag of het vanzelfsprekend is, dat in dit soort gevallen, maar ook in gevallen waarin van kritiek geen sprake is, ik je zal opbellen om eens rustig te praten. Ik geloof dat je daarbij onderschat de natuurlijke aarzeling om, zonder dat er een zaak van overwegend belang is, de Minister-president te vragen om een gesprek. De kameraadschap die in de Tafelronde en daarbuiten bestaat, wordt toch beïnvloed door het feit dat je op dit moment de hoogste functie in het land bekleedt. Dat legt aan de kameraadschap een zekere beperking op.’ 

    Twee weken later, op 13 juni 1972, laat Biesheuvel weten dat hij zijn kameraden trouw blijft, ook – of zelfs: juist – in zijn nieuwe hoedanigheid als premier. ‘Nu ik zoals je schrijft, de hoogste functie in het land bekleed, ben ik altijd bereikbaar voor mensen, zoals jij. Het zou al te dwaas zijn, dat jij je wat dat betreft beperkingen zoudt moeten opleggen.’

    Opmerkelijk detail is dat Biesheuvel, naast zijn lidmaatschap van een geheim genootschap, tevens de grondlegger was van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), waarin het recht voor burgers op overheidsinformatie is vastgelegd. Het leverde hem de bijnaam ‘Open Barend’ op.

    Zijlstra legt bij zijn aantreden als premier vrijwel al zijn functies neer, om belangenverstrengeling te voorkomen. Zijn Tafelronde-lidmaatschap loopt evenwel door

    Ook Jelle Zijlstra besluit zijn Tafelronde-lidmaatschap te continueren wanneer hij in 1966 minister-president wordt. Uit zijn archief blijkt dat hij bij zijn aantreden als premier vrijwel al zijn functies neerlegt, om belangenverstrengeling te voorkomen. Meer dan twaalf bedrijven en instanties – waaronder Heineken, het Havenbedrijf Vlaardingen en de Algemeene Bank Nederland – ontvangen op 22 november 1966 de mededeling dat hij zich vanwege zijn nieuwe functie ‘genoopt’ ziet om per direct af te treden.

    Zijn Tafelronde-lidmaatschap loopt evenwel door. Op 15 december 1966 krijgt hij van Tafelronde-voorzitter François Gerard Waller jr. als vanouds de data voor de bijeenkomsten in 1967 doorgestuurd. In zijn agenda schrijft Zijlstra met grote letters ‘geboekt’ bij alle data. Uit de biografie Jelle zal wel zien van Jonne Harmsma blijkt dat Zijlstra een trouw bezoeker bleef van de Tafelronde; hij zou tot ver in de jaren negentig blijven aanschuiven. De historicus laat weten dat Zijlstra ‘In het gepolariseerde debat van de jaren zeventig over financieel-economische kwesties intensieve contacten behoudt met het bedrijfsleven, zowel op formele als informele basis’. Zijn bezoeken aan de Tafelronde zijn daar onderdeel van, aldus Harmsma.

    De Tafelronde en de NRC

    De Tafelronde is voortgekomen uit De Nieuwe Courant: de raad van commissarissen van die krant besloot dinertjes voor de elite te organiseren, zodat de hoofdredacteur kennis met hen kon maken.  Dat dagblad wordt in 1922 bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant ondergebracht. Deze band tussen de NRC en de Tafelronde is exclusief.

    Geen enkele hoofdredacteur van een ander nieuwsmedium is ooit lid geweest van de Tafelronde

    Geen enkele hoofdredacteur van een ander nieuwsmedium – krant, opinieblad of omroep – is ooit lid geweest van de Tafelronde. Maar drie hoofdredacteuren van de NRC – of van het latere NRC Handelsblad – zijn lid van het genootschap geweest. Jerôme Heldring (1968-1972) en Wout Woltz (1983-1989) waren beiden gewoon lid; Ben Knapen (1990-1996) was eerst lid en van 1997 tot 2005 voorzitter. Knapen laat de secretariaatswerkzaamheden van het genootschap zelfs jarenlang lopen via uitgeverij PCM, waar ook NRC Handelsblad onder valt, en waar hij dan bestuurder is. Over de banden tussen zijn krant en de Tafelronde zegt Wout Woltz nu: ‘De historische achtergrond verklaart waarom de NRC er altijd bij betrokken is geweest: een traditie.’

    Die betrokkenheid van de NRC bij een genootschap dat bestaat uit de crème de la crème van de Nederlandse politiek en economie roept vragen op over de onafhankelijkheid van een der belangrijkste kranten van Nederland. In het bijzonder omdat er geen transparantie heeft bestaan over dat lidmaatschap.

    René Moerland, de huidige hoofdredacteur van NRC Handelsblad, gaat niet in op de vraag of het Tafelronde-lidmaatschap van drie hoofdredacteuren de journalistieke en redactionele onafhankelijkheid van de krant kan hebben aangetast. ‘U zult begrijpen dat ik u niets kan vertellen over overwegingen of besluiten uit die tijd, die ik niet ken en waar ik niet bij was.’ En: ‘Sinds Ben Knapen is geen enkele hoofdredacteur lid geweest van dit gezelschap en daar ook niet voor gevraagd. Dat geldt ook voor mij. Het is dan ook moeilijk vol te houden dat het een traditie zou zijn dat NRC-hoofdredacteuren daar lid van zijn.’ Hij besluit: ‘Ik denk niet dat er op dit moment redacteuren of columnisten van de krant lid zijn van de Tafelronde.’

    Woltz, die de krant in de jaren tachtig leidde, benadrukt in zijn reactie dat er wat hem betreft een onderscheid moet worden gemaakt tussen ‘geheimhouding’ en ‘sociale discretie’: ‘Er was (en is) geen sprake van geheimhouding met alle politieke implicaties, of een samenzwering van de macht, maar van sociale discretie: je vertelt niet dat je de koning hebt gesproken, je praat niet over een onderscheiding en je doet niet aan name dropping.’

    Woltz vervolgt: ‘Mij is nooit gevraagd om discreet te zijn en eerlijk gezegd: er was niets om over te zwijgen. Als dat wel zo zijn, zou ik geen lid zijn gebleven.’ Voor hem was de Tafelronde ‘gewoon een gezelschap dat bij elkaar kwam. Hetgeen niet wegneemt dat het handig was om die mensen te kennen, en ze zo nodig te kunnen opbellen.’

    De ‘discretie’ die niettemin binnen de Tafelronde wordt betracht, getuigt volgens Woltz vooral van beleefdheid en een zekere mate van bescheidenheid. Toch zijn er wel degelijk voorbeelden van (pogingen tot) oneigenlijke beïnvloeding van de krant. Met name Tafelronde-lid Ernst van der Beugel trekt zich weinig aan van de redactionele onafhankelijkheid van de krant: hij bemoeit zich meermaals met inhoudelijke zaken. En niet alleen in de kwestie Van Doorn.

    Zo doet Van der Beugel in januari 1973 een poging de ‘steeds extremer koers’ van de krant bij te stellen. Van der Beugel is hecht bevriend met Henry Kissinger, de toenmalig minister van Buitenlandse Zaken in Richard Nixons regering. Hij ergert zich zo over NRC’s berichtgeving inzake de oorlog in Vietnam dat hij in januari 1973 een brief op hoge poten aan hoofdredacteur André Spoor stuurt. Spoor is, anders dan Knapen, Woltz en Heldring, geen lid van de Tafelronde, maar Van der Beugel kent zijn tradities. De Tafelronde heeft per slot van rekening een historische band met de NRC.

    Hij schrijft Spoor: ‘De krant begint langzamerhand een zo extreem standpunt in te nemen dat het, ook voor diegenen die werkelijk wel kunnen hebben dat veel in de krant staat waarmee ze het niet eens zijn, moeilijk wordt om na lezing de bloeddruk op een acceptabel niveau te houden.’ Specifieke voorbeelden noemt Van der Beugel niet: hij zegt geen zin te hebben in een ‘welles/nietes spelletje’. Hij vraagt om een gesprek met Spoor: ‘Bij ons gesprek ben ik het meest geïnteresseerd in een uitleg van wat jou en je medewerkers beweegt om een steeds extremer koers te varen in de belangrijkste vraagstukken van buitenlandse en binnenlandse politiek.’ Als uitsmijter voegt hij Spoor toe dat de enige reden dat hij zijn abonnement nog niet heeft opgezegd, het ‘volstrekt ontbreken van een alternatief’ is. 

    Spoor staat blijkens een brief uit september 1974 niet alleen open voor kritiek van Van der Beugel, maar moedigt die zelfs aan

    De uitkomst van het gesprek en de mate waarin de berichtgeving in de NRC hierdoor is beïnvloed is niet bekend, maar ruim anderhalf jaar later is Van der Beugel nog steeds abonnee. Spoor staat blijkens een brief uit september 1974 niet alleen open voor kritiek van Van der Beugel, maar moedigt die zelfs aan. Ditmaal is het onderwerp een berichtje in de krant over Nelson Rockefeller, de Amerikaanse vice-president en nazaat van de rijkste man ooit, John D. Rockefeller, de oprichter van Standard Oil. De titel van het stukje is ‘Rockefeller betaalde geen belasting’. ‘Beste André,’ begint Van der Beugel zijn brief, ‘toen wij laatst een gesprek hadden vroeg je mij om je eens opmerkzaam te maken wanneer ik kritiek had op de krant’. Hij vervolgt: ‘Mijn oog viel op het frontpagina stukje. In de eerste plaats klopt de kop niet met de inhoud en in de tweede plaats is het verhaal onjuist.’

    ‘Ik bemoei me toch ook niet met het beleid van AKZO?’

    Spoors voorganger, Jerôme Heldring, die de krant van 1968 tot 1972  leidde – de periode kort voor en kort na de fusie tussen de Nieuwe Rotterdamse Courant en het Algemeen Handelsblad in 1970 – moest daarentegen niets hebben van enige inhoudelijke bemoeienis met ‘zijn’ krant tijdens Tafelronde-bijeenkomsten, meldt oud-NRC-hoofdredacteur Wout Woltz. Hij vertelt dat, wanneer Heldring op een bijeenkomst van de Tafelronde werd aangesproken op zijn krant, die altijd verontwaardigd antwoordde: ‘Ik bemoei me ook niet met het beleid van AKZO. We gaan hier niet de krant zitten bespreken.’ Van der Beugel bevestigt de anekdote over Heldring in een Oral History Interview: ‘[Heldring] werd altijd ontzettend driftig [als] mensen hem dan aanspraken over iets wat ze niet beviel in de NRC.’

    Heldring beschrijft dat de krant is ontstaan uit verzet tegen de Ongevallenwet, maar over de Tafelronde geen woord

    Ondanks zijn directheid laat Heldring in een lemma dat hij voor het Nederlands Biografisch Woordenboek schrijft over de eerste hoofdredacteur van De Nieuwe Courant, Plemp van Duiveland, na te vermelden dat in het commissariaat van die krant de oorsprong ligt van Nederlandse gewichtigste genootschap. Heldring beschrijft dat de krant is ontstaan doordat Nederlandse industriëlen de handen ineen sloegen in hun verzet tegen de Ongevallenwet, maar over de Tafelronde geen woord.

    Woltz zelf, die nu ‘als gezonde 87-jarige [..] met de kettingzaag zo nodig een oude iep omlaag haalt,’ wordt voor de Tafelronde uitgenodigd kort nadat hij als nieuwe hoofdredacteur van de krant is voorgedragen. Hij accepteert de uitnodiging, ondanks zijn naar eigen zeggen ‘gezonde wantrouwen’ tegen dergelijke genootschappen. ‘Daarvoor gevraagd worden was toch wel een onderscheiding.’ Woltz stelt vooral nieuwsgierig te zijn geweest naar het reilen en zeilen van de elite. In 1992, in een interview ter ere van zijn afscheid van NRC Handelsbladzegt hij erover: ‘Dat gevoel aan de inside te zijn, te weten hoe beslissingen genomen worden, te weten hoe het klokje tikt, dat is de beloning.’ Hij is nuchter over de mate waarin hij die ambitie heeft verwezenlijkt: ‘De journalist wordt nooit echt geaccepteerd door het establishment.'

    Onbetamelijk

    Voor Ben Knapen, de man die Woltz in 1990 opvolgt, liggen de verhoudingen anders. Waar Heldring boos reageerde zodra Tafelronde-leden het nodig vonden kritiek op NRC Handelsblad te uiten, kruipt Knapen in de kwestie van Doorn en diens vermeende antisemitisme diep door het stof.

    Net terug van zijn reis naar de Verenigde Staten klimt Knapen direct in de pen. Nog diezelfde dag beantwoordt hij het boze epistel van Van der Beugel per handgeschreven brief. Hij biedt eerst uitgebreid zijn excuses aan voor zijn verlate handelen. ‘Je verwijt mij dat we 19 oktober Van Doorn niet de laan uit hebben gestuurd. Je zult me hopelijk vergeven dat ik deze vertraging naar buiten toe verdedig, omdat ik mijn vertwijfelde collega’s in de hoofdredactie niet wens te desavoueren.’

    Ik mag dus vrezen dat jij [..] tot actie tegen de krant zult overgaan. Ik betreur dat zeer maar zie de onvermijdelijkheid ervan in’

    Inzake Van Doorns toekomst schrijft Knapen: ‘ik heb hem heden geschreven dat hij 1 januari a.s. of zoveel eerder als hem wenselijk lijkt, ophoudt. [..] Om van Doorn’s biografie niet te voorzien van “in 1990 werd hij wegens antisemitische uitlatingen bij NRC Handelsblad verwijderd”, zijn deze twee maanden respijt ingebouwd.’ Aangezien Van der Beugel had geëist dat Van Doorn per direct zou worden ontslagen, schrijft Knapen deemoedig: ‘Ik mag dus vrezen dat jij [..] tot actie tegen de krant zult overgaan. Ik betreur dat zeer maar zie de onvermijdelijkheid ........

    Dezelfde dag neemt Knapen in een hoofdredactioneel commentaar, onder het kopje ‘Vrijheid en Betamelijkheid’, namens de gehele krant publiekelijk afstand van de column van Van Doorn: ‘Formulering en toonzetting van Van Doorns stuk en diens daarop volgende dupliek waren van dien aard dat naar onze mening de grenzen van betamelijkheid zijn overschreden.’

    Zes jaar later, bij een interview wegens zijn afscheid als hoofdredacteur, noemt Knapen het ontslag van Van Doorn een ‘ernstige beginnersfout’. Hij betreurt vooral dat hij ‘tegen de liberale geest van de krant in heeft gehandeld’. Opmerkelijk genoeg wijt hij het ontslag van van Doorn dan niet aan de betwiste column over journalistieke onafhankelijkheid in Israël, maar over diens columns over Zuid-Afrika. Daarin liet hij zich kritisch uit over het ANC, de partij die onder leiding van Nelson Mandela een einde maakte aan het apartheidsregime. In 2005 wordt Van Doorn weer aangenomen als NRC-columnist.

    Ben Knapen, oud-hoofdredacteur van NRC Handelsblad. Van 2010 tot 2012 was hij staatssecretaris van Europese Zaken en Ontwikkelingssamenwerking; sinds 2015 is hij senator (CDA). RIJKSOVERHEID 2012 / CC0

    In een reactie laat Knapen nu weten dat hij de column van Van Doorn niet antisemitisch vond, maar dat de lezer ‘door de onhandige formulering dat er wel in kon zien’. Over de rol van Van der Beugel zegt hij dat ‘het zomaar [zou] kunnen dat Ernst een van de velen was die wilden dat de krant Jacques van Doorn zou ontslaan. Uw suggestie dat Van der Beugel dit heeft bewerkstelligd, deel ik echter niet. Daarvoor was er teveel aan de hand, vooral op de redactie.’

    De brief van Van der Beugel heeft Knapen destijds niet gedeeld met Woltz, die hij tijdens deze ‘storm’ om raad had gevraagd. ‘Het zal je verbazen,’ schrijft Woltz nu, ‘maar voor mij was nieuw – en enigszins schokkend – dat Ernst van der Beugel zich zo direct en bijna chanterend bemoeide met de Van Doorn-zaak. Knapen heeft daar nooit iets over gezegd, ook niet over die brief.’

    Daags na het ontslag van Van Doorn, op 31 oktober 1990, schrijft Van der Beugel een dankbare reactie aan Knapen: ‘Ik had je vandaag al willen schrijven over de uitstekende verklaring van de Hoofdredactie in de krant van gisteren. Hiermee is voor mij de kous af, omdat ik vind dat de zaak even waardig als bevredigend is opgelost.’ Knapens Tafelronde-genoot sluit zijn brief goed geluimd af: ‘In onverminderde vriendschap en onverminderd vertrouwen in de Hoofdredacteur van NRC-Handelsblad, hartelijke groet en tot ziens.’

    Aanstaande zaterdag volgt deel 2 over de Tafelronde met daarin nog meer onthullingen en bekende namen uit politiek en bedrijfsleven.

    Auteurs: Bas van Beek, Alexander Beunder, Merel de Buck en Jilles Mast. Een deel van de archiefstukken die voor dit artikel zijn gebruikt, staan hier op DocumentClou


    FOLLOW THE MONEY




    0 reacties :

    Een reactie posten