De stilte voor de val
14-8-2025
Het net sluit zich: de ‘invisible hand’… olie, de verdwijntruc en het einde van Houdini
Door Gerard d’Olivat.
Dit is niet weer een voorspelling over de piek in de olieproductie. Het is een forensische analyse van de cijfers, de fysica en de illusies die de mondiale energiesector bijeenhouden. Zie het als Houdini’s laatste grote ontsnapping, maar dan is de truc echt en staat de uitkomst vast.
De stilte voor de val
Het circus is in volle gang. De lichten zijn fel, het zaagsel geurt, en in het midden van de piste ligt Houdini. Geboeid, geketend, opgesloten in een kist die langzaam wordt neergelaten in een watertank. Het publiek houdt de adem in. Iedereen weet: deze man ontsnapt altijd. Altijd !
In 2025 zitten we op diezelfde tribune. De olieprijzen zijn redelijk stabiel, de headlines blijven volstromen met veelbelovende vondsten in verre zeeën en exotische landen: Guyana, Namibië, Suriname. Techneuten en ministers beloven nieuwe productietechnieken, slimme boorplatforms, en raffinaderijen die ‘klaar zijn voor de toekomst’. Het publiek – wij allemaal – knikt. Natuurlijk komt er een uitweg. Er is altijd een uitweg.
Maar wie beter kijkt, ziet iets anders. Het touw waarmee Houdini vastzit, wordt ongemerkt strakker. Er zijn geen megavelden meer zoals in de jaren zestig. Wat er nu gevonden wordt, is klein, versnipperd, vaak technisch riskant en financieel wankel. Het lijkt alsof de act nog in volle gang is, maar in werkelijkheid is het aftellen al begonnen.
De wiskunde van krimp
Laten we de illusie even onderbreken met een simpel rekensommetje. Nieuwe vondsten leveren wereldwijd nog maar 2 tot 5 procent op van wat we in een jaar verbruiken. Bestaande olievelden lopen ondertussen door exploitatie leeg met zo’n 4 procent per jaar – de natuurlijke depletie.
Zelfs in een optimistisch scenario – stel dat we 5 procent nieuwe vondsten hebben – wordt hooguit de helft van dat jaarlijkse verlies gecompenseerd. De rest is gewoon weg. Netto blijft er elk jaar 2 tot 3 procent minder olieproductiecapaciteit over.
Op papier lijkt dat misschien bescheiden, maar de exponentiele factor is meedogenloos. Bij een krimp van 2 tot 3 procent per jaar zit je in 7 tot 11 jaar op een daling van 20 procent. En historisch is dat genoeg om complete economieën in een diepe recessie te storten: oliecrises in 1973, 1979 en 2008 zijn er stille getuigen van.
We hebben het dan nog niet eens over vraaggroei. Als de wereldvraag gelijk blijft, zit je al in de problemen. Maar zodra opkomende economieën blijven groeien en hun eigen binnenlandse verbruik opvoeren, komt de markt nóg sneller in de knel.
De versnellers – het touw dat strakker trekt
Wie denkt dat die 2 à 3 procent per jaar het hele verhaal is, onderschat de sluipende krachten die het proces versnellen. Er zijn vier hoofdrolspelers in deze onzichtbare tightening act:
Export Land Model (ELM) – Het klinkt technisch, maar de logica is simpel. Exporterende landen houden steeds meer olie voor zichzelf, zeker als hun eigen bevolking groeit en hun economieën olie slurpen. Dat betekent dat de exportcapaciteit – waar importerende landen als Nederland, Frankrijk of Japan van leven – twee tot drie keer sneller daalt dan de totale productie. Voor ons aan de ontvangende kant voelt de crisis dus véél eerder dan de mondiale statistieken suggereren.
Geopolitiek – In een wereld vol sancties, blokkades, sabotage en oorlogen is olie niet zomaar een product. Pijpleidingen worden opgeblazen, havens geblokkeerd, boorplatforms in de vuurlinie gezet. Eén incident kan dagen of weken productie lamleggen.
Waterstress – Olieproductie is verbruikt er veel water. Koelwater, stoominjectie, raffinageprocessen: zonder water valt veel productie stil. In regio’s met toenemende droogte – denk aan delen van het Midden-Oosten, Noord-Afrika en de Amerikaanse schaliebelt – kan watertekort de olieproductie net zo hard treffen als lege reservoirs.
EROEI : Energy Returned on Energy Invested. De nieuwe barrels komen uit moeilijker bereikbare, energie-intensievere bronnen. Een vat olie uit de diepzee of teerzanden levert netto minder bruikbare energie op dan een vat uit een simpel veld in Texas in 1965. Op papier telt het vat even zwaar, in de praktijk houdt de economie er minder van over.
Samen vormen deze vier een touw dat ongemerkt strakker trekt om Houdini’s polsen. Wat in het conservatieve rekensommetje nog zeven tot elf jaar duurde, kan in de realiteit zomaar in vijf tot zeven jaar gebeuren.
Het narratief en de vertraging
De geschiedenis leert dat erkenning altijd achterloopt op de feiten. Dat komt door drie mechanismen die elk hun eigen vertraging inbouwen:
Politiek comfort – Het is altijd makkelijker om te beloven dat een technologische oplossing de hoek om komt. ‘Nieuwe bronnen’, ‘innovatieve winningstechnieken’, ‘waterstof’, ‘carbon capture’ – het zijn de glimlachmomenten in persconferenties.
Het plateau-effect – Olieproductie piekt zelden als een klif, maar eerder als een glooiend plateau. Dat maakt het eenvoudig om een daling van 1 of 2 procent af te doen als tijdelijk of conjunctureel.
Noodmaatregelen – Strategische reserves, subsidies, importafspraken: ze kunnen tijdelijk de pijn verzachten, maar stellen de onvermijdelijke realiteit alleen uit.
Het gevolg is een tijdlijn die er ongeveer zo uitziet:
2025: Officiële verhalen blijven optimistisch, de meeste mensen kijken naar het circus, niet naar het touw.
2028–2029: Binnen de energiesector wordt het onvermijdelijke erkend, maar vooral binnenskamers.
2030: De eerste blijvende tekenen – tijdelijk structureel hogere prijzen dan ze nu al zijn, die direct to vraagvernietging zullen leiden en leveringsproblemen – worden zichtbaar voor het brede publiek
2032: Narratiefomslag: van ‘voorkomen’ naar ‘managen van krimp’, verpakt als ‘duurzame aanpassing’.
2035: Energiearmoede en geopolitieke spanningen zijn structureel. Het net zit dichtgeknoopt.
Het geld loopt weg – als eerste het licht uit in de zaal
Er is nog een reden waarom het net sneller sluit dan het publiek vermoedt: het geld. Niet de olie zelf, maar de kapitaalstroom die alles draaiende houdt. Olievelden worden niet ontwikkeld met schoppen en emmers, maar met miljardeninvesteringen die jaren vooruit moeten worden gepland. Zonder dat geld geen boorplatform, geen pijpleiding, geen raffinaderij.
De grote geldschieters – pensioenfondsen, private equity, staatsinvesteringsfondsen – zijn geen idealisten. Ze lezen geen PR glossy’s en spreadsheet beloftes en opgeklopte rapporten voor hun plezier. Maar ze hebben één eigenschap die hen fataal eerlijk maakt: ze rekenen. En in hun rekenmodellen zien ze precies wat ik hier schets.
Een veld met hoge aanvangskosten en lage verwachte opbrengst is geen investering, maar een molensteen. Nieuwe projecten moeten concurreren met kortere terugverdientijden en lagere risico’s. Maar in een wereld waar de Energy Returned on Energy Invested structureel afneemt, wordt die rekensom elk jaar slechter.
Daar komt nog iets bij: geopolitieke instabiliteit maakt olieprojecten steeds onzekerder. Wie zet er tientallen miljarden vast in een land dat binnen vijf jaar kan worden meegesleurd in een conflict, of waar sancties de export lamleggen?
Het gevolg: investeerders trekken zich terug, of eisen rendementen die geen enkel project kan waarmaken. Zelfs in de fossiele sector zelf – waar men decennialang dacht in termen van “groeien of vergaan” – verschuift de focus naar kortcyclische, snel renderende projecten. Het grote kapitaal kiest liever voor buybacks, dividenduitkeringen en schuldenafbouw dan voor het boren van nieuwe diepe gaten.
In de arena van het olie-circus is dit het moment dat de eerste lichtspot dooft. De investeerders, die altijd net wat dichter bij de piste zaten, zijn opgestaan en zijn naar de uitgang gelopen. Ze weten dat de act niet meer kan slagen. Het publiek kijkt nog steeds naar het water, maar wie oplet, ziet dat de rijen vooraan leger worden.
De onmogelijke ontsnapping
Terug naar onze man in de watertank. Het publiek weet dat Houdini een truc achter de hand heeft: een verborgen sleutel, een slimme dislocatie van de schouder, een luchtbel die precies lang genoeg meegaat. Maar dit keer is er iets anders. Het touw is niet alleen strak, het zit vast aan ankers buiten het zicht. Het water stijgt sneller dan verwacht. Er is geen sleutel. Er is geen luchtbel.
Zo is het ook met onze olieafhankelijkheid. Er is geen megaveld dat ons gaat redden, geen technologische quick fix die de natuurkundige realiteit omzeilt. De overstap naar ‘alternatieven’ is beperkt door grondstoffen, energieverliezen en tijd. Wat resteert, is een overgang van een verhaal over ‘oneindige groei’ naar een verhaal over ‘krimp beheren’.
Maar hier wringt het. Krimp beheren vraagt om eerlijkheid, planning en voorbereiding – en juist dat botst met de politieke reflex om gerust te stellen. Zolang we het publiek laten geloven dat de show doorgaat, stellen we het moment van aanpassing uit.
Houdini is dit keer geen ontsnappingskunstenaar, maar een waarschuwing: soms is de kist waterdicht, het touw te sterk, de tijd te kort. De enige truc die rest, is erkennen dat de act voorbij is – en dat het tijd is om het licht in de tent te dimmen.
Epiloog
Sinds januari hebben de zes grootste banken van Wall Street hun fossiele investeringen met 25% teruggeschroefd, goed voor zo’n 24 miljard dollar minder in amper zeven maanden. Zelfs onder de Trump-doctrine, die fossiel als strategisch fundament neerzet, wordt het kapitaal teruggetrokken. Niet omdat het moreel beladen is, maar omdat er simpelweg geen winst te halen valt in nieuwe olie- en gasprojecten.
***
***

Er staat o.a te lezen: "" De grote geldschieters – pensioenfondsen, private equity, staatsinvesteringsfondsen – zijn geen idealisten. Ze lezen geen PR glossy’s en spreadsheet beloftes en opgeklopte rapporten voor hun plezier. Maar ze hebben één eigenschap die hen fataal eerlijk maakt: ze rekenen. En in hun rekenmodellen zien ze precies wat ik hier schets.""
BeantwoordenVerwijderenDe grote investeerders zoals onze pensioenfondsen hebben honderden miljarden verloren met de investeringen op "Groene Energie" en stoppen met hun investeringen in Groen dus de bewering klopt van geen kant.
Wat ik ook nergens terug lees is dat de zogenaamd lege olie en gasvelden na verloop van tijd toch weer grote hoeveelheden olie en gas bevatten. De theorie dat olie en gas is ontstaan uit planten en dierenresten wordt tegenwoordig aangevochten omdat, volgens de laatste theorieën, olie en gas ontstaat uit chemische reacties in de binnenste aardlagen waar de temperatuur ontzettend hoog is.
Uit mijn tijd bij een Franse olie maatschappij weet ik dat lege gasvelden in de Noordzee weer gas bevatten. Als fossiele brandstoffen geen toekomst hebben en de zogenaamd Groene Energie ook niet waarom wordt dan niet op grote schaal overgestapt op Kernenergie? Er zijn al lang accupakketten die bestaan uit goedkope materialen en veel minder brandbaar zijn en de stroomtoevoer voor de Industrie is dan ook probleemloos. Daarbij is kernenergie met de huidige technieken, schoon en veilig met weinig afval. (kan van windmolens en zonnepanelen niet gezegd worden)
Kortom, we worden zoals gebruikelijk op grote schaal bedonderd.