Het energieakkoord: feitelijk en maatschappelijk – een evaluatie

Datum:
  • donderdag 21 januari 2016
  • in
  • Categorie: , ,
  • Het Energieakkoord is wetenschappelijk onvoldoende onderbouwd en negeert de belangen van het grote publiek. Met dit akkoord neemt de overheid met gemeenschapsgeld een gok van € 100 miljard. Ergo: het akkoord dient te worden teruggetrokken. 

    Een gastbijdrage van Pieter Lukkes over diens laatste rapport.
    Een verschijnsel dat wij overal en altijd in de geschiedenis tegen komen is dat regeringen een beleid volgen dat tegen hun eigen belang indruist. Overal heeft de mens wonderen verricht, behalve op bestuurlijk gebied.
    Barbara Tuchmann, 1984
    In onze zucht om records te noteren (het mooiste, het snelste, het warmste …) zien wij het Energieakkoord over het hoofd. Want dat is veruit het duurste plan in de geschiedenis van dit land. Een uitvloeisel van dit plan zal onder meer zijn dat het land, het IJsselmeer en de zee zullen worden voorzien van disfunctioneel landschapsmeubilair, dat een buitensporige aanslag pleegt op onze portemonnees.
    Dit en andere euvels zullen niet kunnen worden verholpen door de voor 2016 aangekondigde evaluatie van het Energieakkoord. Naar alle waarschijnlijkheid zal die evaluatie de reeds getrokken sporen van het Akkoord volgen.
    Daar zitten de vrouw en de man in de straat niet op te wachten. Die willen weten hoe nodig dat Akkoord is, waar het voor dient, wat het hun kost en wat zij ervoor terug krijgen. Deze vragen staan centraal in de bijgaande maatschappelijk meer relevante evaluatie. Of is er van relevantie geen sprake omdat die vrouw en die man in de straat er helemaal niet toe doen?
    Waarom deze evaluatie?
    In September 2013 hebben krap 50 organisaties, onder toeziend oog en met behulp van de rijksoverheid, een Energieakkoord gesloten. Politiek Den Haag acht zich gebonden aan de daarin vastgelegde doelstellingen en afspraken. Die afspraken hebben overwegend betrekking op de transitie naar een energiesysteem met weinig of geen fossiele brandstoffen.
    Geen verstandig mens twijfelt er aan dat deze overgang ooit nodig zal zijn. De grote vraag is echter hoe urgent die transitie is en wat de beste manieren zijn om die te bewerkstelligen. Wat dit betreft is grote zorgvuldigheid geboden; het gaat immers om een extreem belangrijk en kostbaar maatschappelijk proces dat door de inwoners van dit land moet worden gefinancierd.
    De opstellers van het akkoord hebben ingezien dat een zo belangrijk akkoord op gezette tijden moet worden gecontroleerd. Daarom zal het in 2016 worden geëvalueerd. Het valt te voorzien dat een drietal elementen in de evaluatie zal ontbreken, te weten:
    a) Een sociaal-geografische maatschappelijke kosten-batenanalyse van de voorgestelde (mega)-projecten. Dat “sociaal-geografische” moet er bij vanwege de te verwachten “externalities” van de projecten. Alle in het Energieakkoord voorziene projecten moeten op een bepaalde plek worden gerealiseerd en zullen op velerlei manier een impact op hun omgeving hebben. Aan die, vaak negatieve, impact moet een prijskaartje worden gehangen.
    b) Een analyse van nut en noodzaak van de voorgenomen projecten. Deze analyse verschilt wezenlijk van de meer gangbare welvaarts- of bedrijfseconomische kosten/batenanalyse. De kwintessens is dat particulier gewin en maatschappelijk nut zeer verschillende grootheden zijn.
    c) Versmade mogelijkheden. Een euro kan slechts één keer worden uitgegeven. Daarom is het zaak om te bepalen welke wensen onvervuld moeten blijven omdat de middelen nodig zijn voor de realisatie van het Energieakkoord. Alleen dan kan weloverwogen worden beslist over de bestemming van de middelen.
    NB: In onze participatiemaatschappij mag wel het een en ander worden verwacht van participerende burgers. Deze burgers kunnen bijvoorbeeld nagaan of de in 2016 uit te brengen evaluatie aan de hiervoor geformuleerde eisen voldoet. Daarvan zal geen sprake zijn als de eigenbelangen van het syndicaat achter het Energieakkoord als meetlat dienen. De bevolking is juist gebaat bij een breed maatschappelijke weging van de voor- en nadelen van het akkoord. Het volgende wil daaraan bijdragen.
    Samenvattende conclusies
    De belangrijkste conclusies die in deze evaluatie worden getrokken zijn:
    1. Het energieakkoord komt over als een strategisch marketingplan ten dienste van de ondertekenaars van het akkoord. De bevolking is daar niet over gehoord. (§1.2)
    2. De uitvoering van het akkoord zal de bevolking aan directe- en gevolgkosten €100 miljard kosten. Bij gelijkblijvende kosten per additioneel procentpunt hernieuwbaar zal de beoogde situatie van 85% fossielvrij  €680 miljard gaan kosten. (§4.2-3)
    3. Het akkoord ondergraaft de koopkracht van de bevolking en daarmee de markt voor het gros van de bedrijven. Werkgevers en vakbonden gaan hieraan voorbij. (§5.2)
    4. Zolang het emissie-handelssysteem er is dragen de zgn. hernieuwbare energiebronnen niet bij aan beperking van de CO2-uitstoot. Bijgevolg is het uitgesloten dat het Energieakkoord invloed op het klimaat heeft. (§4.2/6.2)
    5. Integendeel, onder de huidige regelgeving betekent: hoe meer hernieuwbare energie hoe groter de CO2-emissies. Dit wordt door de EU genegeerd. Bijgevolg berusten de afspraken tussen de lidstaten over percentages hernieuwbare energie op een fictieve werkelijkheid. Daardoor is de subsidie per netto toegevoegde kWh hernieuwbare energie het dubbele van die waarvan officieel wordt uitgegaan. (§6.3)
    6. De overheid heeft zich onvoldoende voorbereid aan het Energieakkoord gebonden. (§8.2) De uitvoering van het akkoord is niet urgent, de garantie ontbreekt dat de beoogde resultaten zullen worden bereikt en om CO2 kwijt te raken wordt alleen maar gedacht aan het terugdringen van fossiele brandstof.
    7. Het zou het prestige van de regering in Den Haag verhogen als zij in staat zou zijn een overtuigend energie-/klimaatbeleid te voeren zonder gebruik te maken van de Crisis- en Herstelwet resp. de Rijkscoördinatieregeling. (H.2)
    8. De uitvoering van het Energieakkoord is in handen van niet democratisch gekozen actoren, zoals milieuorganisaties. Tevens bieden de gebezigde procedures de bevolking geen bescherming tegen misstanden. (§3.1-3)
    9. Windenergie en biomassa hebben geen of weinig toekomst. Fossiel zal nog lang dominant blijven, vermoedelijk aangevuld door kernenergie, zonne-energie en nog te ontdekken of te ontwikkelen energiebronnen. (H.6-7)
    10. Het werkgelegenheidseffect van het Energieakkoord zal verwaarloosbaar of zelfs negatief zijn. (§5.1)
    11. Dit kleine land pleegt zijn plaats op het wereldtoneel te overschatten. Het land doet er goed aan zich op fundamenteel energieonderzoek te richten. (H.9/10)
    12. Het Energieakkoord is wetenschappelijk onvoldoende onderbouwd en negeert de belangen van het grote publiek. Met dit akkoord neemt de overheid met gemeenschapsgeld een gok van € 100 miljard. Ergo: het akkoord dient te worden teruggetrokken. (H.1,9)
    Aldus Pieter Lukkes, em. hoogleraar geografie.
    Voor het volledige rapport zie hier.

    0 reacties :

    Een reactie posten