“De kloof tussen landelijke en lokale werkelijkheid bij draagvlak!”

Datum:
  • maandag 2 maart 2015
  • in
  • Categorie:
  • Draagvlak is tegenwoordig een beladen vraag.
    De maakbare samenleving is tegenwoordig een manageriele opgave, zo lijkt het.

    de vraag is dus: aan welke zijde van het draagvlak zitten de dummies?



    Draagvlak voor dummies                 
                            


    Blog “Opinie & Debat” nr. 18

    dinsdag 24 februari 2015

    Geschreven door: Rob Rietveld 

    80% draagvlak voor windenergie, dat is het adagium. Op basis daarvan wordt windenergie doorgedrukt, worden omwonenden in een hokje geduwd en wordt ze het label NIMBY opgeplakt en iedereen die niet voorstander van windenergie is, wordt op zijn Bushiaans (ja, dan bedoel ik George W.) in het kamp van tegenstander geplaatst. De voorstanders hebben immers het gelijk aan hun zij. In welk Kamp zit u, zeggen we tegenwoordig in Nederland als equivalent van de Bushiaanse methode.

    Waar komen dan al die actiegroepen toch vandaan? Waarom hebben we het dan toch over termen als draagvlak? Waarom zijn er dan bij al die windprojecten zo enorm veel tegenstanders? Het antwoord is eigenlijk vrij simpel: als Nederlanders gevraagd wordt of zij voorstander of tegenstander van windenergie zijn, dan is 80% voorstander. Maar als diezelfde Nederlander op provinciaal niveau uitgelegd wordt wat dat dan voor de leefomgeving betekent, dan is nog maar 31%-45% voorstander.

    En als lokaal toegelicht wordt wat een windturbine nabij de woning betekent voor geluidsoverlast, slagschaduw en waardedaling van de woning, dan is nog maar 11% voorstander van windenergie… op die plek dan, want im Allgemeinen blijft 80% voorstander van windenergie. En als u denkt dat deze percentages uit de lucht komen vallen, dan zou u het onderzoek van TNS-NIPO moeten lezen dat in de provincie Friesland is uitgevoerd, daar komt de 31%-45% vandaan. En gelijkluidend onderzoek van de Hogeschool Utrecht bij Windpark Houten van Eneco wees al ver voor de realisatie uit, dat maar 11% voorstander is van windenergie onder de huidige Nederlandse condities.

    Maar wat is er dan aan de hand in Nederland? Waarom weten we dit allemaal niet? Het klopt dat de politiek en de publieke opinie deze feiten niet kennen. Maar de verantwoordelijke ministeries van EZ en I&M, de windbranche en de NMO’s (natuur- en milieuorganisaties) kennen deze cijfers allemaal wel. Het is ook om die reden dat die ondertekenaars van het Nationaal Energieakkoord vonden dat ze draagvlak goed moesten regelen. Vanuit landelijk niveau werd dat bepaald en vanuit datzelfde niveau werd de enige organisatie met een financieel belang bij windenergie door EZ naar voren geschoven: de NWEA, de brancheorganisatie van windlobbyisten.

    En daarmee werd weer bevestigd dat het krachtenspel rondom windenergie zich vooral afspeelt op landelijk niveau en in mindere mate op provinciaal niveau. Die moeten het dan maar gaan regelen op lokaal niveau. Om u een beeld te geven van de niveaus waarin het krachtenspel zich voordoet, hebben wij deze voor u uiteen gezet in de duurzaamheidspijlers van de ‘triple bottom line’ zoals John Elkington deze eind jaren ’90 bedacht:


    Wat deze tabel duidelijk maakt, is de grote kloof tussen landelijke werkelijkheden en lokale werkelijkheden, maar ook welke organisaties op welk niveau hun krachten laten gelden. Een dergelijke kloofanalyse was eveneens de primaire motivatie voor het oprichten van de NLVOW: het bleek dat er landelijk van-alles besloten werd, waar lokale omwonenden (én gemeenten) helemaal niets meer over kunnen zeggen. Het is dan ook niet gek, dat alleen het boterzachte criteria van draagvlak als randvoorwaarde genoemd wordt. Er is niet integraal gekeken naar duurzaamheid, er is alleen verzuild gekeken naar de taak tot CO2 reductie en de wijze waarop dat voor die ene brancheorganisatie goed ingericht kan worden om het gedaan te krijgen. En met die attitude heeft het kunnen gebeuren dat er in Nederland gepolariseerd wordt tot in 2 Kampen: voorstanders en tegenstanders. En die voorstanders die in de meerderheid zijn, die weten dondersgoed wat ze doen en welke overlast ze veroorzaken. Maar de sleutel tot het oplossen daarvan heeft die ene Kamp neergelegd bij de enige organisatie die een financieel belang heeft in het geheel: de NWEA.

    Nu u weet hoe de hazen lopen, is de vraag aan u: in welk Kamp zit u?



    0 reacties :

    Een reactie posten