Brief van Minister Kamp op vragen over vervanging 1 op 1 windturbines

Datum:
  • maandag 24 november 2014
  • in
  • Categorie: , ,
  • Den Haag - Antwoorden op vragen Commissie





    Staten-Generaal

    2 Vergaderjaar 2014–2015 31 239 Stimulering duurzame energieproductie

    Nr. 179 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

    Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

    Den Haag, 7 november 2014

    De vaste commissie voor Economische Zaken heeft mij verzocht voorafgaand aan het wetgevingsoverleg Energie van 17 november aanstaande te reageren op berichtgeving van omroep Flevoland over de SDE-gelden in relatie tot het vervangen van oude windmolens

    1. Met deze brief geef ik invulling aan dit verzoek. De commissie geeft in haar verzoek het volgende aan. Het lijkt erop dat SDE-gelden, die zijn bedoeld als impuls voor de energietransitie, worden ingezet om bestaande windmolens te vervangen door exact dezelfde molens, zonder dat deze economisch afgeschreven zijn of dat er een vergroting van het aantal MW tegenover staat. Vervanging van deze molens lijkt te worden ingegeven door de hogere SDE-subsidie van het Rijk. Mogelijk doorkruist dit de plannen van de provincie Flevoland (en daarmee de afspraken uit de Rijksstructuurvisie Wind op Land) voor sanering van de bestaande windmolens en deze te vervangen door windmolens met een hoger rendement. De commissie heeft daarom nog de volgende vragen.

    – Is deze berichtgeving correct?

    – Laat de huidige SDE-systematiek inderdaad toe dat windmolens worden vervangen vanwege een hogere SDE-subsidie, zonder dat dit bijdraagt aan de energietransitie?

    – Moet de SDE worden aangepast om deze situatie te voorkomen?

    – Kent u andere voorbeelden waar dit aan de orde is?

    Mijn algemene inzet is om zoveel mogelijk hernieuwbare energie tegen zo laag mogelijke kosten te realiseren en zo de afgesproken doelen voor hernieuwbare energieproductie van 14% in 2020 en 16% in 2023 te halen. Dit betekent dat vervanging van afgeschreven molens door nieuwe efficiëntere molens, op zich een goede zaak is. Daarbij mag geen sprake zijn van overstimulering. De berichtgeving over het vervangen van bestaande windmolens door identieke exemplaren is correct. Er is overigens geen sprake van een hogere SDE+ subsidie voor vervanging van bestaande windturbines. Wel kan het effect van de SDE+- subsidie gunstiger uitpakken bij vervangende windturbines aangezien hergebruik van bestaande infrastructuur mogelijk kan zijn.

    Het is in de huidige SDE+-systematiek mogelijk om een subsidie aan te vragen voor een nieuwe windmolen die een oude windmolen vervangt. Vervanging van oudere windturbines draagt bij aan behoud van de bestaande capaciteit en levert daardoor een bijdrage aan de doelstellingen. Anderzijds kan één op één vervanging een belemmering vormen voor opschaling. Voor vervanging van bestaande windturbines zal in de SDE+ een categorie worden opgenomen met een daarop toegesneden basisbedrag, dat lager is dan voor volledig nieuwe windturbines.

    Daarom zal ik voor windturbines die zijn ondersteund vanuit de MEP-regeling maar nog niet de einddatum van de 10 jaarstermijn hebben bereikt, letten op cumulatie met de SDE+- subsidie voor de vervangende windturbines.

    Bij één op één vervanging zal de SDE+- subsidie voor de vervangende windturbines dus pas beginnen na de 10 jaarstermijn. Ter voorkoming van overstimulering voor aanvragen uit 2014 geldt de cumulatietoets uit het Europese Milieubescherming en Energiesteunkader (MESK). Deze toets zal ik strikt toepassen.

    Het is mij bekend dat een vergelijkbare ontwikkeling zich ook in andere provincies voordoet. Ten slotte attendeer ik u op mijn antwoorden op vragen van het lid Agnes Mulder (CDA) over vervanging van windturbines

    2. Deze antwoorden ontvangt u met een aparte brief. Verder zal ik uw Kamer op korte termijn nader informeren over de SDE+ 2015.

    De Minister van Economische Zaken,

    H.G.J. Kamp




    Brief van 15 oktober 2014 kst-31239-179 ISSN 0921 - 7371

    ’s-Gravenhage 2014 Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 31 239, nr. 179 1






    0 reacties :

    Een reactie posten